Mesopotamie

De bakermat van
de beschaving

Ga naar het menu
Kaart van Mesopotamie

Korte beschrijving

Gebied in Voor-Azië, ca. 500.000 km2. Het oude tweestromenland noemen we oorspronkelijk Sumerië, later Babylonië, tegenwoordig o.a. Irak, maar ook buurlanden zoals Koeweit en Syrië. Oudst bekende hoofdstad: Babylon (3e mil. V.C.); het bijbelse Babel / Babil. Bekend van de toren van Babel en de hangende tuinen. Gelegen ten noorden van de Perzische golf. Van het Noordwesten tot het Zuidoosten wordt Mesopotamië doorkruist door de twee rivieren de Eufraat en de Tigris. In het Oosten buurland Iran, in het Noorden Turkije, in het westen Syrië, Jordanië en Saoedi-Arabië en in het zuiden Koeweit en eveneens Saoedi-Arabië.

Not an advertisement, but looks like it

(Not an advertisement) 
Exdomos

Korte geschiedenis

(Ga naar de uitgebreide geschiedenis)

  • 10.000-5.000 v.C.: Overgang van nomadenvolken naar vaste bewoning (nederzettingen).
  • 5.000-4.000 v.C.: Ubaid-periode, begin van architectuur.
  • 4.000-3.100 v.C.: Uruk-periode, Sumeriërs, tempels, spijkerschrift.
  • 3.100-2.900 v.C.: Jemdet-Nasr periode, Oikos- (gemeenschaps-) economie.
  • 2.900-2.350 v.C.: Vroeg-dynastische periode, periode rond de "vloed (zie koningslijst)", vorming van rivaliserende stadstaten.
  • 2.350-2.100 v.C.: Oud-Akkadische/Sargonidische periode, eerste eenheidsrijk onder Sargon van Akkad.
  • 2.100-1.950 v.C.: Ur III-rijk, nieuw Sumerisch eenheidsrijk, na de overheersing der Gutaeërs.
  • 1.950-1.800 v.C.: Semitiseringsperiode.
  • 1.800-1.375 v.C.: Oud-Assyrisch/Babylonisch rijk, met Hammurabi van Babylon, Kassieten, Hittieten en Hoerrieten.
  • 1.375-1.047 v.C.: Midden-Assyrisch rijk, wrede oorlogvoering, hoogtepunt van de landbouw.
  • 883-612 v.C.: Nieuw-Assyrisch rijk.
  • 625-539 v.C.: Nieuw-Babylonisch rijk.
  • 539-331 v.C.: Perzisch rijk.
  • 331-280 v.C.: Alexander de Grote + diadochenperiode.
  • 304-114 v.C.: Seleucieden en Parthen.
  • 114 v.C.-637: Romeinen en Byzantijnen.
  • 637-1.258: Arabieren.
  • 1.258-1.500: Mongolen.
  • 1.500-1.639: Turken / Osmanen.
  • 1.639-1.917: Turks / Oostenrijks.
  • 1.917-heden: Engeland, Koninkrijk, Golfoorlogen, Democratie.
  • Uitgebreide beschrijving

    De oorsprong ligt helemaal in het zuiden, waar de Tigris en Eufraat een weg zoeken naar zee. Dit was de reden dat het tweestromenland werd genoemd, een vertaling van de naam Mesopotamië. Het land tussen deze twee rivieren was vruchtbaar, het bezat alle gunstige omstandigheden voor het zoekende volk (de Sumeriërs) om zich juist dáár te vestigen. De Sumerische beschaving ontwikkelde snel en al vele duizenden jaren v.C. werd handel gedreven met omliggende gebieden, zelfs tot in het Oosten (India e.o.). De handel vond veelal plaats over zee en de Sumerische steden kwamen snel tot grote bloei. Uiteindelijk hebben de Sumeriërs in totaal 12 stad-staten/regio's gesticht: Kish, Uruk (in de bijbel Erech), Ur, Sippar, Akshak, Larak, Nippur, Adab, Umma, Lagash, Bad-Tibira en Larsa.

    Na de Sumerische periode kennen we in het gebied de Babylonische periode, dit was een groter rijk dan Mesopotamië. De Hoofdstad Babylon lag verder omhoog richting het huidige Bagdad. De oude Babyloniërs kenden al wetgeving, in het Parijse Louvre bevindt zich een stèle waarop het wetboek van Hammoerabi is uitgebeiteld, deze stèle werd omstreeks 1.600 v.C. door Elamitische veroveraars naar Babylonië gebracht:

    De stèle van Hammoerabi zoals hij is teruggevonden
    (Klik op de kaart voor een vergroting)

    Herodotos (Grieks geschiedschrijver) en Clesias (lijfarts van de Perzische koning Ataxerxes II) hebben zéér uitgebreide reisverslagen geschreven over (nieuw)-Babylonië. Volgens Herodotos was de stadsmuur het meest bijzondere bouwwerk, de muur was zó breed dat twee wagens, beiden bespannen met vier paarden elkaar moeiteloos konden passeren bovenop de muur. Later zijn delen van de muur blootgelegd, evenals een 19 meter lange laan, de processieweg genoemd, welke geheel was geplaveid met witte kalksteen en rode steenslag (breccia). Deze processieweg werd geflankeerd door muren, afgezet met blauwe glazuurtegels waarin zestig leeuwenreliëfs waren aangebracht. De weg liep door de Isjtarpoort naar de tempel van Mardoek, die door Nebukadnezar II was herbouwd. Achter deze tempel lag de (vervallen) toren, welke tot negen verdiepingen werd gerestaureerd (ca. 100 meter hoog). Deze toren werd door de Babyloniërs gekend als Etemenanki (Huis van de fundamenten van hemel en aarde). Babylon kennen we verder ook nog van de Babylonische ballingschap (Joodse volk), de Babylonische gevangenschap (pausen in Frankrijk), de Babylonische letterkunde en wetenschap, de Babylonisch-Assyrische kunst en godsdienst en de bekende Babylonische spraakverwarring (uitwaaieren der volkeren uit Babylonië en het ontstaan van verschillende talen daarna, aldus de Bijbel). Niet minder interessant zijn de vele torentempels (ziggoerat/Ziggurat) die destijds in dit gebied zijn gebouwd, één daarvan heeft de bijbel gehaald, dat was de beroemde toren van Babel.

    De toren van Babel en andere Ziggoerats

    De Bijbel vertelt hoe de verschillende talen over de aarde zijn verspreid, in Genesis 11 lezen we:
    "Alle mensen op aarde spraken één zelfde taal en gebruikten dezelfde woorden. Nadat ze uit het oosten weggetrokken waren vonden ze een vlakte in Sinear en vestigden zich daar. Zij zeiden tot elkaar "kom, laten we tegels maken en ze harden in het vuur". De tegels gebruikten zij als bouwstenen, met asfalt als mortel. Nu zeiden ze "laten wij een stad bouwen met een toren, waarvan de spits tot in de hemel reikt; dan krijgen wij naam en worden wij niet over de aardbodem verspreid". Toen Jahwe neerdaalde om de stad en de toren die de mensen bouwden te aanschouwen zei Hij "nu zijn ze één volk en spreken ze allen dezelfde taal. Wat zij nu doen is nog maar een begin: later zal geen enkel van hun plannen meer te stuiten zijn. Laten wij neerdalen en verwarring brengen in hun taal, zodat de één niet meer verstaat wat de ander zegt". En Jahwe dreef hen van daar naar alle kanten de hele aardbodem over en er kwam een einde aan de bouw van de stad. Daarom noemt men die stad Babel, want Jahwe heeft daar verwarring gebracht in de taal van alle mensen en hen van daar over de hele aardbodem verspreid."

    Collage van de toren van Babel
    Ziggurat te Elam, 18 kilometer van de hoofdstad van Elam: Soesa, in 1250 v.C.
    gebouwd door koning Untash-Napirisha. Deze had 5 niveaus en was bijna 52 meter hoog.

    Overigens komt Babylon nog veel vaker voor in de Bijbel, in de Apokalyps neemt het een vooraanstaande plek in als vertegenwoordiging van het kwaad, in apokalyps 17-1 en 17-2 lezen we: Toen kwam één der engelen met de zeven schalen en sprak tot mij "kom ik zal u het oordeel laten zien over de grote hoer die zit aan de vele wateren. Met haar hebben de koningen der aarde gehoereerd en bewoners van de aarde hebben zich bedronken aan de wijn van haar ontucht". Alhoewel veelal beweerd wordt dat dít Babylon Rome voorstelt, is de associatie met Babylon in Mesopotamië onvermijdelijk. Van Babylon is niet veel meer over dan een hoopje puin en aarde en uitsluitend resten van huizen uit keien en leem opgetrokken, de stad is vrijwel geheel vergaan. Onder Saddam Hoessein zijn wel restauraties verricht, maar deze zijn niet uitgevoerd conform het oorspronkelijke bouwplan.

    Het Babylonische volk maakte in elke stad minstens één Ziggoerat, soms meerdere. De tempeltoren van Babylon is na eens verwoest te zijn, weer opgebouwd tot het de hoogste van allemaal was. De toren was gewijd aan de god Marduk en werd onder Nebukadnezar II hersteld tot bijna 90 meter hoogte, met 9 niveaus trappen. Op de plek van het oude Babylon zijn opgravingen gaande van een fundering, wat lijkt op dat van een vierkante toren. De onderste muren, gemaakt uit bakstenen zijn goed te herkennen. De toren werd bekleed met blauw glazuur en er zouden bloemen en planten op de terrassen kunnen hebben gegroeid.

    Het bouwen van Ziggoerats op de Mesopotamische vlaktes was geen eenvoudige opgave, de stenen die de Egyptenaren gebruikten waren niet voorhanden en de meeste bomen waren palmbomen, waarvan het hout eigenlijk ongeschikt is voor constructie. In plaats daarvan gebruikten ze modder en stro, waarmee ze met behulp van mallen stenen maakten die ze lieten bakken in de zon. De stenen werden samengevoegd met behulp van bitumen (teerachtige substantie) dat geïmporteerd werd van het Iraanse plateau. Naast deze toren liet Nebukadnezar ook nog twee paleizen bouwen voor zichzelf in Babylon en natuurlijk de hangende tuinen. Toen in 478 v.C. de Perzische koning Xerxes de stad overnam, betekende dit het begin van het einde van Babylon en daarmee eveneens de beroemde toren, deze werd verwaarloosd en stortte uiteindelijk ineen. Vanwege hun constructie waren de Ziggoerats erg gevoelig voor regen, het water moest steeds snel afgevoerd worden om erosie van de stenen te voorkomen. Ook waren het stugge bouwsels die bij een aardbeving snel zware averij opliepen en aardbevingen waren er in die tijd nogal veel. Wat we nu vooral weten van de toren van Babel hebben we uit de (onbetrouwbare) literatuur van die tijd, Nebukadnezar beschreef dat hij goud en edelstenen gebruikte om de funderingen van de toren te versterken/op te schmucken. Herodotos die in 460 v.C. de toren bezocht, terwijl deze al jaren aan het vervallen was, was er toch nog zeer van onder de indruk: "de toren heeft een massief hart waaromheen cirkelgewijs plateaus zijn aangebracht, boven op elkaar. Dit ging door tot 8 niveaus. Alle niveaus kunnen beklommen worden door een weg die om de toren heen spiraalt, ongeveer op de helft zijn stoelen om te rusten voor het tweede gedeelte naar de top toe".

    De toren van Babel is dan wel vergaan, maar andere Ziggoerats bestaan nog, de grootste daarvan vinden we in west-Iran, in wat vroeger Elam was, het land van de Elamieten.

    Uitgebreide geschiedenis van Mesopotamië

    (Ga naar de korte geschiedenis)

    Het neolithicum 10.000 v.C.-5.000 v.C.

    Vroegste vorm van sedentair leven, overgang van Nomaden naar landbouwers, vestigingen. Vanaf 9.000 tot 5.000 v.C. kennen we in Mesopotamië al agrarische gemeenschappen, die tarwesoorten en andere gewassen verbouwden en huisdieren hielden. In deze periode zien we een omschakeling van een voedselvergarende economie naar een voedselproducerende economie. Uit 7.000 v.C. zijn overblijfselen gevonden van leemhuizen en bewijzen van het houden van vee zoals schapen, geiten en varkens. Vanaf 6.000 v.C. vindt een invasie vanuit het noorden plaats van agrarische volken, hieruit ontstaat het Hassuna-rijk. Deze volken brachten irrigatie en we kennen uit deze tijd eveneens veel overblijfselen van potten en ander aardewerk. Ook hun bouwstijl was professioneler, alhoewel in hun nederzettingen bijna nooit meer dan 500 mensen woonden.
    Enkele belangrijke opgravingssites uit deze periode zijn Göbleki Tepe (Turkije), Jericho (Tell es-Sultan) in Palestina en Çatal Hüyük in Anatolië (west Iran). In deze periode kennen we drie culturen: Hassuna, Samarra en Halaf. Ook zien we hier al boekhoudingen in spijkerschrift. Iets eerder nog maakte men de zgn. "tokens", kleine driedimensionale telstenen; het belangrijkste systeem richting het daaruit voortvloeiende schrift.
    Andere oude nederzettingen zijn o.a.: Eynan (Natufische cultuur) en Ain Ghazal.

    De Ubaid-periode 5.000 v.C.-4.000 v.C.

    In deze periode kennen we de eerste tekenen van architectonische ontwikkeling, waarbij alles terug te brengen is op een zelfde basis-plan. Uit deze tijd kennen we al tempels, die weliswaar opgaand in het geheel (compacte stadsstructuur) te herkennen zijn aan de verhoging waarop ze zijn gebouwd, zeg maar het eerste terras van de Ziggurat. Het grote voorbeeld van deze cultuur is Eridu in Zuid-Mesopotamië, volgens overleveringen de oerstad waaruit de steden zijn ontstaan. Men vindt daar verschillende tempelstructuren bovenop elkaar, ook hebben we resten gevonden van offeraltaren en andere religieuze zaken.

    De Uruk-periode 4.000 v.C.-3.100 v.C.

    Vestiging van de Sumeriërs in het zuidelijk deel van Mesopotamië. Verdeling van het land in stadstaten. In de vroege Uruk-periode nam het aantal steden in Mesopotamië snel toe, aanvankelijk vooral in het noordelijke deel (rond Nippur) maar in de tweede helft van deze periode zag men vooral een sterke ontwikkeling in en rondom Uruk; was in ca. 3100 v.C. de residentie van de beroemde mythische koning Gilgamesj. Belangrijk middelpunt van de beschaving. Ca. 2500 v.C. verloor Uruk steeds meer aan betekenis doordat de Eufraat haar loop verlegde. Bouw van een tempel in Tepe Gawra. Het Eanna-complex, de plek van de tempel uit die tijd, was vooraanstaand in het stadsbeeld. Uit deze periode kennen we ook de verspreiding van keramiek naar de omliggende gebieden. In de plaats van de stempelzegels komen de rolzegels (ambtszegels voor verzegeling van de voorraadvaten in het tempeldomein); daarnaast kleine plastiek in aardewerk, steen en metaal. Begin van grote sculpturen (o.a. de marmeren vrouwenkop uit Uruk). Het telsysteem ontwikkelde zich via de tokens naar tabletten waarop eerst nog de tokens symbolisch werden weergegeven, (ingekrast met spijkers en griffels in zachte klei) en later in spijkerschrift de boekhouding en administratie werd gedaan. Door dit boekhoudkundig systeem en lexicografische opsomming van semantische geordende woorden, was dit de basis van de latere Babylonische wetenschap. De religie bestond uit de Sumerische drie-eenheid: Enlil, Anu en Ea (Enki), daarnaast de zonnegod Utu, de maangod Nanna en de liefdesgodin Inanna.

    Jemdet-Nasrperiode 3.100 v.C.-2.900 v.C.

    Verval van vele handelsbetrekkingen en het destijds gehanteerde tribuutstelsel (bijdrages van het volk aan de grondbezittende "adel"), dat nog stamt uit de Ubaid-periode. Vele mensen trokken weg vanwege de armoede. Het schrift werd duidelijker (proto-Elamitisch; Iran). Zestigtallig getallensysteem voor dagindeling (24 uur, 60 minuten, 60 seconden) en verdeling van de cirkel in 360 graden. Het begin van de Oikos-economie, waarbij de opbrengsten van land en productie behoren aan de gemeenschap, de leiders van de gemeenschap zijn de baas over distributie en handel van de goederen en overige waren. Men zorgt allereerst voor zichzelf en draagt tevens bij aan de economie, naar gelang de behoeftes van de bevolking.

    De vroeg-dynastische periode 2.900 v.C.-2.350 v.C.

    Periode (later) ingedeeld volgens de Sumerische koningslijst uit ca. 1.900 v.C., voor het eerst dus niet benoemd naar (aardewerk)culturen. Deze lijst bestaat uit twee delen: de eerste gaat over de periode vóór de vloed en bevat koningen die wel 10.000 jaar regeerden. Het tweede behandelt de periode na de vloed en laat al geloofwaardigere regeringstijden zien. Deze periode kent zelf weer een onderverdeling als volgt: ED-I (2.900-2.700), ED-II (2.700-2.600) en ED-III (2.600-2.350). In deze periode kennen we de eerste dynastie van Ur, gegrondvest door Meshanepadda. In 1922 werden 16 graven van koningen en koninginnen opgegraven, die stamden uit deze periode. Men vond ook bijgezettenen die vrijwillig mee de dood in gingen door het drinken van gif. Het schrift ontwikkelt zich verder tot woorden, logogrammen en zelfs lettergrepen. Naast het destijds dominerende Sumerisch werd er ook Akkadisch gesproken. Er bestond rivaliteit tussen de steden, zoals tussen Aka van Kisj en Gilgamesj van Uruk. Ook bekend is de strijd tussen Eannatum van Lagash (kleinzoon van Ur-Nansje) en het naburige Umma, een strijd die bleef voortduren tot het koningsschap van Lugalzagessi (koning van Uruk en Ur) die een eeuw na Eannatum aan de macht kwam in Umma en Lagash versloeg. Van Eannatum kennen we heel goed de teruggevonden "gierenstèle", waarin zijn daden worden verheerlijkt. De koning van Lagash: Urukagina (Uru-inimgina), was een sterk leider, hij bleef regeren over een ander gebied (Girsu) en wordt wel de eerste sociale hervormer genoemd vanwege zijn besluit dat misbruik van macht bemoeilijkte, de priesterkaste aanpakt en de armen beschermde. We noemen deze periode ook wel de eerste dynastie van Lagash. Mesilim van Kisj wordt eerste koning der koningen. Onder de opvolgers van Eannatum is er veel strijd tegen de invloed van de priesterkaste. Met behulp van de ontevreden priesterkaste verovert Lugalzagessi van Umma (koning van de landen) Lagash, Ur, Uruk, Larsa, Kisj en Nippur. Nippur wordt religieus centrum. Hij dringt door tot de Middellandse Zee. Tegenstander van deze laatste Sumerische heerser wordt het rijk van Akkad. Het religieuze staatssocialisme (= eenheid van staat en tempel) wordt opgegeven. Bouw van stadsmuren (in Uruk door Gilgamesj). De op terassentorens gebouwde tempel wordt geperfectioneerd tot Ziggurat.

    De oud-Akkadische/Sargonidische periode 2.350 v.C.-2.100 v.C.

    De grenzen van de stadstaten worden doorbroken en er ontstaat een eenheidsrijk. Onder Sargon van Akkad "heerser over de vier werelddelen" ontstond een groot wereldrijk dat eveneens Syrië, Anatolië en Iran omvatte. Superioriteit door de nieuwe beweeglijke oorlogstechniek met werpspeer, pijl en boog. De gevechtsmethode van de woestijn tegenover de Sumerische falanx met lange speer en zwaar schild. Sargon sticht een gecentraliseerde staat, welker ambtelijke inscripties in de Akkadische taal worden opgesteld en hij bouwt een nieuwe hoofdstad: Akkad. De vorst is Godkoning, nieuwe Akkadische goden: Isjtar Annunitu en de zonnegod Sjamasj. Vanwege de grote uitbreiding van het rijk had Sargon behoefte aan structurering, hierdoor kwam het Akkadisch steeds meer op de voorgrond en het Sumerisch verdween nagenoeg. Sargon stichtte een echte dynastie en benoemde zijn dochter Enheduanna tot hogepriesteres van Ur. Na Sargons' dood opstanden. Hij werd opgevolgd door zijn zonen Rimush en Manishtushu, maar vooral zijn kleinzoon Naram-Sin "de God van Akkad" liet het rijk 56 jaar lang bloeien. Oorlogen in Zuid-Arabië en het Zagrosgebergte (uitgebeeld op de "overwinningsstèle"). Zijn zoon Shar-Kali-sharri volgde hem op, regeerde 25 jaar en werd op zijn beurt opgevolgd door 4 koningen die samen slechts 3 jaar regeerden. Dudu maakte een einde aan deze rommelige periode, regeerde 21 jaar en liet de taak over aan Shudurul, die nog eens 15 jaar regeerde. Rond de tijd van de laatste koningen ontstond verzwakking van het rijk rond het Diyala-gebied in noord-oost Babylonië door de invallen van de Guti/Gutaeërs. Hierdoor ontstonden opnieuw stadstaten, elders in Mesopotamië, met eigen heersers, waarvan de bekendste Gudea van Lagash is. In Uruk heerste toen koning Utuhegal die de Guti verdreef uit Mesopotamië en Sumer restaureerde.

    Het Ur-III rijk 2.100 v.C.-1.950 v.C.

    Ur-Nammu, koning van Ur brengt het verdeelde zuiden en omringende gebieden onder zijn heerschappij en er ontstaat een groot rijk in dit gebied. Het Sumerisch komt als taal weer terug en wordt zelfs de hoofdtaal van het rijk. Uit deze periode kennen we de volgende leiders: Ur-nammu, Shulgi, Amar/Ammar-Sin, Sju/Shu-Sin en Ibi/Ibbi-sin. Dit rijk is hét grote voorbeeld van een Oikos-economie (zie ook Jemdet-Nasr periode). Uit deze periode stammen gigantische irrigatiewerken. Het rijk was opgesplitst in provincies met aan het hoofd een Ensi, bijgestaan door een militaire bevelhebber genaamd een Sagin. De grensgebieden stonden onder toezicht van een Sullakmah (vice-koning). Ur-Nammu vormde maten, gewichten, kalender, taal en recht om tot 1 systeem, uit deze tijd stamt eveneens de codex van Ur-Nammu. Hernieuwing van het Sumerische rijk, Akkad en de tempels. Shulgi, zoon van Ur-Nammu consolideerde het rijk, maar werd wel voortdurend aangevallen door de Amorieten uit Syrië. Shulgi liet, om zich te beschermen, een lange muur bouwen. Onder Shulgi worden de stadskoningen provinciestadhouders van het nieuwe rijk. Door voltrekking van het heilige huwelijk wordt Shulgi tot Godheid. Bouw van een dodenhuis op de koningsbegraafplaats van Ur voor Shulgi en diens ouders. Zijn opvolgers Ammar-Sin, Shu-Sin en Ibbi-Sin lieten echter het rijk in verval raken. Onder Shu-Sin binnendringen van west-Semitische stammen en bouw van een verdedigingslinie aan de Midden-Eufraat. Handelsbetrekkingen met Indië. Ur ging definitief onder door de inval van de Elamieten en de koning van Mari, die profiteerden van het door opstanden verdeelde rijk. In de beeldende kunst geen nieuwe motieven; de Sumerische literatuur beleeft haar hoogtepunt. De staatsmacht wordt gedragen door een hoog ontwikkelde tempel- en staatseconomie met een enorm ambtenarenapparaat. In het begin van de 3e dynastie streeft Gudea van Lagash naar restauratie van de klassieke Sumerische tijd. De rijkdom, door de handel verworven, maakt de bouw mogelijk van grote heiligdommen.

    Semitisering 1.950 v.C.-1.800 v.C.

    Vanaf 2.000v.C. invallen van de Semitische Kanaänieten met als gevolg een sterke semitisering. Vorming van staten in Isin, Larsa en Babylon (Babyli = godspoort). Desondanks blijft het Sumerisch de cultustaal.

    Oud Assyrisch rijk 1.800 v.C.-1.375 v.C.

    Omstreeks 1.500v.C. vestigen de Assyriërs zich aan de bovenloop van de Tigris. Taaie, krijgshaftige bevolking, ontstaan uit vermenging van niet-Sumerische oerbevolking (Tell-Halaf- en Samarra cultuur) en Semitische immigranten, cultureel afhankelijk van het zuiden. Ashur, de hoogste god, geeft zijn naam aan de hoofdstad en het land. Na de val van de derde dynastie van Ur opkomst van Assur en verovering van het noord-Babylonische gebied (ca. 1.800v.C.). Een inval van de Hittieten onderbreekt de handelsbetrekkingen met het noorden en noord-westen, waardoor de staatsinkomsten teruglopen en de Assyrische macht wordt verzwakt. Na de overheersing van Esjnunna, verovert Sjamsjiadad I de troon en wordt genoemd "koning van het heelal/geheel". Zijn rijk omvat delen van het bergland, van Mesopotamië en van Mari. Veelomvattend bondgenootschappenstelsel. Patriarchaal absolutisme. Zijn zoon Isjmedagan wordt verslagen door Rim-Sin van Larsa, later is hij vazal van Hammoerabi. Tot 1.450v.C. is weinig bekend van de geschiedenis van het oud-Assyrisch rijk. Na 1.450v.C. wordt het vazalstaat van Mittani.

    Hammoerabi 1.728 v.C.-1.686 v.C.

    Hammoerabi van Babylon. In de tijd van zijn troonsbestijging rivaliteit tussen Larsa, Esjnunna, Babylon, Qatna, Aleppo en Ashur. Het bondgenootschap Larsa-Mari-Babylon richt zich vijftien jaar lang tegen Esjnunna, Elam, de bergvolken en Ashur. Na succesvolle oorlogen tegen de buurvolken richt Hammoerabi zich tegen zijn bondgenoten en verslaat Rim-Sin van Larsa en Zimrilim van Mari. Tijdens de regering van Zimrilim wordt in Mari het beroemde paleis voltooid, waarin een archief van 20.000 kleitabletten is gevonden (vermeldingen over het optreden van profeten bij cultusheiligdommen). Van de zorg van Hammoerabi voor het leven en de eigendommen van zijn onderdanen getuigt de codex Hammoerabi, hervormingswetgeving op basis van het "ius talionis" (latijn voor wedervergelding, oog om oog, tand om tand). Straffen: geseling, verminking, terechtstelling (spietsen op palen, verbranden, verdrinken). Bestuurs- en cultuurtaal in het Akkadisch (spijkerschrift). Culturele hoofdwerken: Gilgamesj-epos, scheppingsverhalen, hymnen, psalmen, gebeden. Hoofdgoden: Mardoek van Babylon, de zonnegod Sjamasj en de liefdesgodin Isjtar. Onder Hammoerabi's opvolgers afscheiding van het zuiden, oorlogen tegen de Kassieten en de Hoerrieten.

    Hittieten 1.531 v.C.

    Plundering en brandschatting van Babylon door Mursjilisj I, koning der Hittieten.

    Kassietentijd 1.530 v.C.-1.160 v.C.

    (Volksstam uit Iran). Overheersing door de Kassieten en de Hittieten, waaronder Mursjilisj II.

    Elamieten 1.530 v.C.-1.160 v.C.

    De Elamieten plunderen Babylon en maken een eind aan de Kassitische heerschappij.

    Nebukadnezar I Na 1.137 v.C.

    (4e Babylonische dynastie) bereikt voor Babylon tijdelijk de positie van een grote mogendheid. Nebukadnezar I bevrijdt het land van de Elamitische overheersing en vestigt een nationaal rijk. Later komt Babylonië onder Assyrische invloed. 2000-1000: In het tweede millennium dringen langzamerhand Hoerrieten (uit de omgeving van het Wan-meer) het noordelijk deel van Mesopotamië, klein-Azië, Syrië en Palestina binnen en al integrerende vormen zij een bovenlaag van de bevolking; de Marjanni (= ridders, vergelijk Indië: Marja = jonge held). Grondbezit is erfelijk en onoverdraagbaar, maar deze bepaling wordt ontdoken door "adopties" en "schenkingen". Superioriteit in de oorlog door met paarden bespannen strijdwagens. De hoofdgoden van de Hoerrieten zijn Tesjup (weergod), Chepat (zonnegodin) en Kumarbi (alvader). Bij de Arische bovenlaag aanbidding van de Indische godheden Indra, Mithra en Varuna. De kunst bestond uit met reliëfs versierde, in rijen opgestelde stenen platen (orthostaten). Rechthoekbouwvorm, monumentale beeldhouwkunst.

    Midden-Assyrisch rijk 1.375 v.C.-1.047 v.C.

    1390-1364: In bondgenootschap met de Hittieten maakte Eribaädad een begin met de Assyrische onafhankelijkheidsstrijd tegen de Mittani. Zijn zoon Assuruballit I, noemt zich "broeder van Farao" en maakte zich verder volledig los. Onder Salmanassar I en Tukultininurta I voortzetting van de veroveringspolitiek in dienst van de god Assur. Wrede oorlogvoering: massale deportaties om bij de onderworpen volken de nationale gevoelens te breken. Vergroting van Assur en Ninevé. In de tijd van de invasie van de Arameeërs en de ondergang van het Hittietenrijk verzwakt ook de macht van de Assyriërs. 1112-1076: herstel van het rijk onder Tiglatpileser I. Oorlogen in het noorden tegen de Nairi-landen tot aan de Zwarte Zee. Syrische dynastieën betalen schatting. Onder de opvolgers van Tiglatpileser oorlogen tegen de Arameeërs. Assyrië schrompelt weer in tot het kerngebied. In de oorlogvoering ligt het zwaartepunt bij de wagenstrijders, daarnaast infanterie en pioniers met helmen, pantsers en schilden. Opkomst van het ijzer na 1.200v.C. door deportatie van Hittitische smeden (de Hittieten waren de bezitters van de ijzervindplaatsen in Klein-Azië. Het recht bestond uit barbaarse straffen: doorboren van de ogen, afsnijden van de oren, van de onderlip en van de vingers, castratie, verminking van het gezicht door het te overgieten met heet asfalt. In het midden-Assyrisch rijk is land het bezit van de tempels, de kroon en de adel. De landbouw beleeft een hoogtepunt door technische verbetering van de ploeg: tuinbouw.

    Nieuw-Assyrisch rijk 883 v.C.-612 v.C.

    Oorlogen onder Adad-nirari II (909-889) in noord-Mesopotamië. 883-859 Assurnasirpal II, de wreedste van alle Assyrische koningen, sticht een rijk dat de omvang heeft van het rijk van Tiglatpileser I. Het verzet van de buurvolken wordt gebroken door jaarlijkse veldtochten. Beslissend is een nieuw wapen dat voor het eerst in de historie optreedt: de ruiterij. De volken wordt angst ingeboezemd door wreedaardige onderwerpingsmethoden: spietsen op palen, villen en massaterechtstellingen. Nieuwe residentie: de door gedeporteerden gebouwde stad Kalah met een enorm paleis. 858-824 Salmanasser III, zoon van Assurnasirpal II, onderwerpt Syrië en Palestina teneinde de handelswegen van Eufraat en Tigris naar de Middellandse Zee te kunnen controleren. Damascus, de Aramese hoofdstad, kan hij niet onderwerpen. Voor het eerst wordt melding gemaakt van de Meden en Perzen in 853. Een opstand aan het einde van zijn regering kan door zijn zoon Sjamsjiadad V slechts tenauwernood worden onderdrukt. 810-806 Sjammurabat (Grieks: Semiramis), regentes voor de minderjarige troonopvolger, behaalt in binnen- en buitenland successen. Haar zoon Adadnirari III en diens opvolgers strijden tegen Babylon, de Meden en vooral tegen het rijk van Urartu. 745-727: aan het eigenmachtig optreden van de Assyrische stadhouders wordt een einde gemaakt door Tiglatpileser III, de stichter van het groot-Assyrische wereldrijk. Sardur II van Urartu wordt door hem verslagen, veroveringen van noord-Syrië, Damascus en Gaza. Tiglatpileser III wordt koning van Babylon in 729. Onder zijn opvolger Salmanasser V onlusten in Syrië en Palestina en conflicten met de priesterkaste. Salmanasser V wordt vermoord bij de belegering van Samaria. 722-705 Sargon II (Sjarrukin = rechtvaardig heerser). Vernieuwing van privileges van aristocraten en priesters. Onderwerping van de laatste Hittieten-staten. Overwinning op het rijk Urartu, strijd tegen de Meden en onderwerping van Babylonië. Overwinning op de Egyptenaren bij Raphia. Sargon bouwt een residentie in Dur-Sjarrukin/Dur-Sharrukin (Sargonsburg, huis van Sargon). 704-681: Sanherib, zoon van Sargon II is een mateloos despoot. Hij onderwerpt in 701 Juda (belegering van Jeruzalem) en verwoest Babylon. Door gebruik te maken van grote scharen dwangarbeiders geeft hij Ninevé de rang van eerste stad des rijks. Bouw van 25 meter hoge, dubbele muur met 15 poorten. Watervoorziening door bouw van een 50 kilometer lang kanaal, geleid over een aquaduct van 280 meter lang en 22 meter breed. De hardvochtigheid van Sanherib, zijn verkwisting en zijn hardhandig optreden tegen Babylon zijn er de oorzaak van dat hij op gewelddadige manier om het leven komt. 680-669 Asarhaddon, jongere zoon van Sanherib, onderdrukt een opstand van zijn broeders en geeft bevel tot de wederopbouw van Babylon. In een bondgenootschap met de Skythen dringt hij de Kimmeriërs terug en verovert Egypte tot Nubië. Grootste omvang van het Assyrische rijk. 668-626: Assurbanipal verwoest Thebe, maar kan Egypte niet behouden doordat het te ver verwijderd ligt en doordat Babylon met steun van alle vijanden van Assur in opstand komt. 648: Verovering van Babylon 639: Verwoesting van Susa (Elam) en stichting van de grote bibliotheek te Ninevé (meer dan 22.000 kleitabletten: gedichten, literaire, historische, filosofische, medische en astronomische teksten, verder nog handelsdocumenten). Verzwakking van de staat door binnenlandse onlusten en invallen van de Skythen. Onder Kyaxares van Medië en Nabopolassar van Babylonië verovering en verwoesting van alle Assyrische steden. 614: Assur, 612: Ninevé en 608: Haran. Uitroeiïng van de bewoners en verdere verwoesting van het land.
    De kunst van het nieuw-Assyrisch rijk bestond uit enorme paleizen met ornamentele sculpturen in architectonische verhoudingen in Ninevé, Kalach, Dur Sjarrukin en Assur (jacht-, oorlogs- en cultustaferelen vormen beeldverhalen op reliëfs).

    Nieuw-Babylonische rijk 625 v.C.-539 v.C.

    De voortgezette pogingen van de Chaldeeën tot verovering van Babylon hebben pas succes na de dood van Assurbanipal. 625-605: Nabopolassar koning van Babylonië, Elam, West-Mesopotamië, Syrië en Palestina. 604-562: Nebukadnezar II, Babylonische koning, zoon van Nabopolassar. Een bekwaam diplomaat, bracht het door zijn vader gestichte nieuw-Babylonische rijk tot hoge bloei. Overwon in 605 de Egyptische farao Necho die aanspraak op Syrië maakte. Onderwierp het rijk Juda. Belegerde de stad Tyrus (Foenicië) tevergeefs. Versloeg Amasis II van Egypte in 568. Deed veel voor welvaart en veiligheid van zijn rijk, hij verbeterde het kanalenstelsel, omringde de hoofdstad met een muur en liet waarschijnlijk de hangende tuinen van Babylon aanleggen welke behoren tot de 7 wereldwonderen. Volgens de verhalen heeft hij dit gedaan voor zijn vrouw Amytis, een Medische prinses, met wie hij trouwde als gevolg van een overeenkomst (ten goede van de onderlinge vrede en samenwerking tegen de Assyriërs) tussen zijn vader en koning Cyaxares van Medië, die de vader was van Amytis. Volgens het verhaal uit Daniël 4 werd hij krankzinnig, hij had een droom waarin een boom die tot de hemel reikte door een heilige wachter uit de hemel werd omgekapt, hij riep Daniël (de ziener) tot zich die toen Belthesassar genoemd werd om de droom te verklaren. Daniël zei dat de boom Nebukadnezar voorstelde en dat die werd omgekapt omdat hij moest erkennen dat God uiteindelijk bepaalt wie heerschappij over de aarde krijgt, hij moest toegeven dat hij niet zelf de grootste was maar God, indien hij dit niet zou doen zou hij van de troon geworpen worden en buiten het bewoonde gebied gezet worden. In het bijbelverhaal gebeurde dit ook, zeven tijden lang: "Hij werd uit de gemeenschap van de mensen gestoten, at gras als een rund en van de dauw van de hemel werd zijn lichaam nat; hij werd zo zwaar behaard als een arend dik in zijn veren zit en zijn nagels werden even lang als die van een vogel". Na deze periode, zou hij tot inkeer gekomen zijn en werd hem zijn verstand teruggegeven, zijn koningsschap werd hersteld en zijn rijk werd bloeiender dan ooit tevoren, aldus de bijbel. Bekend is dat hij Babylon uitbreidde en verfraaide met o.a. de processiestraat, de Isjtarpoort, het centraal heiligdom Esangila (huis van de voornaamste verheffing) met de terrassentoren Etemenanki (huis van de grondvesting van hemel en aarde); de legendarische toren van Babel met een hoogte van ca. 90 meter. Hij realiseerde een machtsevenwicht tussen de grote mogendheden. 598: bezetting van Jerusalem als gevolg van het bondgenootschap tussen Juda en Egypte (eerste deportatie). 587: verwoesting van Jerusalem. Nadien verschijnselen van verval en strijd tegen de priesters van Marduk. 555-549/539: Nabonidus, de "archeoloog op de troon", wordt door de priesters van Marduk tot koning uitgeroepen. Onverstandige maatregelen tegen de priesters dwingen de koning onverhoopt Babylon te verlaten, hij vestigt zich dan in de oasestad Teima. 549-539: De werkelijke heerser van de laatste tien jaren van het Nieuw-Babylonische rijk is Belshazzar.

    Perzische rijk 539 v.C.-332 v.C.

    Verovering van Babylonië in 539 door Cyrus II, koning van Perzië. Babylonië wordt een Perzische provincie. Cyrus II wordt in 529 gedood in de strijd tegen de Massageten in Oost-Iran. Na Cyrus volgen nog vele Perzische opvolgers; "grote koningen". 529-521: Cambyses II doodt bij zijn regeringsovername zijn broer Smerdis. Sterft in Syrië in 521. 521-486: Darius IAchamenied uit een zijlinie. Schoonzoon van Cyrus II de Grote (moeder: Atossa). Op 16-10-521 doodt Darius Gaumata (een bedrieger die zich uitgaf als Smerdis en diverse opstanden leidde) en onderdrukt de opstanden. Darius is de schepper van het Perzische wereldrijk. Darius sterft tijdens de voorbereidingen voor een veldtocht tegen Griekenland. 486-465: Xerxes I onderdrukt opstanden in Babylonië en Egypte. 479-387: na een mislukte veldtocht van de Perzen tegen Griekenland opstanden in de onderworpen gebieden en revoluties van de satrapen. Verval va de macht en toenemende invloed van de eunuchen. 387: bij de koningsvrede (Antalkidasvrede)komt Klein-Azië weer aan Perzië. 334-323: Alexander de Grote begint met 30.000 man voetvolk en 5.000 ruiters zijn veldtocht tegen de Perzen onder het mom van een Griekse wraakoorlog (was in werkelijkheid meer een Macedonische veroveringsoorlog). 334: slag bij de Granicus Alexander behaalt een belangrijke overwinning op Perzische satrapieën bij de rivier de Granicus. 333: slag bij Issus (schuine slagorde). Alexander overwint de Perzen en wijst een vredesvoorstel af, beantwoordt dit met een snelle, onverwachte tegenaanval op de Perzen.

    Alexander de Grote 332 v.C.-323 v.C.

    Alexander de Grote onderwerpt vrijwel geheel Klein-Azië inclusief Mesopotamië, verovert in 331 Babylonië. 1-10-331: slag bij Gaugamela (schuine slagorde net als bij de Granicus en Issus) en intocht in Babylon en Susa. De Perzische goudschat van 50.000 talenten wordt buitgemaakt, dit geeft Alexander voldoende middelen om verder uit te breiden en te consolideren tot in India voorbij de Indus. Darius III (Kodomannos), toentertijd heerser van Perzië, vlucht en wordt in 330 door de Satraap Bessos vermoord. 323: Alexander overlijdt. Na Alexander spreken we in Mesopotamië van de Hellenistische periode.

    Diadochenperiode 323 v.C.-280 v.C.

    Na het overlijden van Alexander de Grote wordt na vele twisten het rijk verdeeld, Ptolemaeus krijgt heerschappij over Egypte en het grootste deel van Mesopotamië. Er volgen 3 Diadochenoorlogen tot in 301 Seleucus en Lysimachus een beslissende overwinning behalen op Antigonus I Monoftalmos (de laatste vertegenwoordiger van het centrale gezag, 81 jaar). 301: Klein-Azië, waaronder Mesopotamië, valt onder Lysimachus. 281: Lysimachus sterft in de strijd. Einde van de diadochenoorlogen. Het Iraakse grondgebied (Mesopotamië) komt onder de Seleucieden.

    Seleucieden 304 v.C.-114 v.C.

    Gevestigd door Seleucus I Nicator. Hoofdstad: Seleucia i.p.v. Babylon. Bestuurstalen zijn het Grieks en het Aramees. Vanaf 227 dringen verschillende stammen het rijk binnen, waaronder de door de Hunnen verdreven Yüetsji / Yuezhi en Tochariërs aan de noordgrens. Vanaf 130 ineenstorting van het Seleuciedenrijk onder de aanvallen van Parthen, Saken en Tochariërs en natuurlijk de Romeinen die steeds meer oprukten richting het oosten. 171-138: Mithridates, sinds 140 "koning der koningen" van het rijk der Parthen bedwingt de heerschappij over Mesopotamië en Iran met behulp van de Saken. 138-127: Regeerperiode van Phraätes II (zoon van Mithridates I). 127-124: De Saken doden Phraätes II (127 v.C.) en nemen de macht over in Mesopotamië tot 124 v.C. 124-87: Mithridates II herstelt de macht van de Parthen in Mesopotamië. 64v.C.: Gnaeus Pompejus maakt een einde aan het Seleuciedenrijk. Vanaf 48 a.D.: zendingsreizen van Paulus naar Klein-Azië en verbreiding van het Christendom (Bijbel: brieven aan de Galaten, 1 en 2 Korintiërs en de Romeinen).

    Romeinse- en respectievelijk Byzantijnse rijk 114 v.C.-637

    114-117: Trajanus van Rome verovert Mesopotamië op de Parthen. 117-138: Hadrianus sluit vrede met de Parthen en geeft Mesopotamië terug. 132-135: opstand der Joden onder Bar-Kochba, de door Hadrianus verdreven Joden uit Jerusalem vestigen zich vooral in Babylon en komen tot welstand. Ca. 500: voltooiïng van de Babylonische Talmoed, die bestaat uit de Misjna (leer) en de Gemara (gesprekken over de leer). Nadien vertrek van de Joden naar Perzie, Armenië, Afghanistan, Indië en het Kaukasusgebied. Mesopotamië valt onder het Byzantijnse rijk.

    Arabische heerschappij (Abbassieden) 637-1.258

    Na Mohammed (ca.570-632) verbreiding van de Islam vanuit Arabië in geheel Mesopotamië. 762: stichting van Bagdad door de Abbassieden. 1.059: begin der kruistochten, schermutselingen in Mesopotamië. 1.256: Inval van de Mongolen in Perzië. 1.258: Verwoesting van Bagdad door de Mongolen en vernietiging van het Abbassiedenkalifaat.

    Mongoolse heerschappij ten oosten van de Eufraat 1.258-1.500

    (Worden tegengehouden door de Mamelukken). Vanaf ca. 1.300 Islamisering ván en vermenging mét de overheersers. Mamelukken ten westen van de Eufraat. 1.336: oplossing van het IL-Khanaat (mongolenrijk) in deeldynastieën, Bagdad valt in de deeldynastie der Dsjelairieden, die het rijk ten oosten van de Eufraat deelden met de Mussafarieden, de Serbedarieden en de Gurieden. Vanaf 1.500 ontstaat in Iran het Nieuw-Perzisch rijk.

    Osmanen / Turken 1.500-1.639

    Geleidelijk nemen de Osmanen vanuit het Noorden en Westen randen van Mesopotamië in, maar worden in 1.389 bij de Eufraat tegengehouden. 1.534 langzamerhand overheersing van de Turken vanuit het Noorden. 1.541 Soleiman verovert Perzië, Bagdad vervalt tot provinciestad. 1.606 vrede van Zsitvatorok, voor de eerste maal moet de sultan van het grote Turkse rijk met de tegenstander (Oostenrijk) onderhandelen, Bagdad en Mosul vallen af. Murad IV neemt hiervoor bloedige wraak.

    Vrede met Perzië 1.639-1.917

    Er wordt vrede gesloten met Iran / Perzië en de grensregeling blijft tot 1.918 van kracht.

    Groot Brittanië 1.917-heden

    Mesopotamië veroverd door de Engelsen in 1917, wordt in 1920 mandaatgebied van Engeland. In 1921 werd Feisal koning van Irak, dat in 1932 definitief zelfstandig werd, het bleef wel sterk aan Engeland verbonden. Van 1932 tot 1941 zeven staatsgrepen en opstanden van de Koerden. In de tweede wereldoorlog stond Irak aan de kant van Engeland. Het was in 1945 medestichter van de Arabische liga en in 1955 van het Bagdadpact. Door een revolutie onder leiding van generaal Kassem werd in 1958 de monarchie ten val gebracht en de koninklijke familie gedood (ook koning Feisal II). In 1959 verliet Irak het Bagdadpact en sloeg een neutralistische koers in. Conflicten met Egypte, de Koerden en de communisten brachten Kassem ten val in 1963, waarna Irak een bewind kreeg dat Egypte gunstig gezind was en toetrad tot de Verenigde Arabische Republiek. Later werd dit weer ongedaan gemaakt. In 1967 nam Irak deel aan de oorlog tegen Israël. In 1968 vond een staatsgreep plaats door het leger, Bakr werd president van de revolutionaire commandoraad en in 1973 alleenheerser van Irak. In 1979 kwam de Baath-partij aan de macht met als leider Saddam Hoessein, kort nadien oorlog met Iran (1980-1988) en in 1990 bezette Irak het buurlandje Koeweit waarvan het snel verdreven werd door de Verenigde Naties (Golfoorlog). Amerikaanse machtsovername begin 2003, Saddam Hoessein met regime gevlucht. Zijn twee zoons kort nadien overleden. Op 13 december 2003 (rond 20.00 uur) werd Saddam Hoessein gearresteerd door Koerdische troepen van de Patriottische Unie van Koerdistan (PUK) en Amerikaanse speciale eenheden. De operatie heette "Red Dawn" (Rode Dageraad). Nadien geen rust in het land, spanningen tussen Soennieten en Sjiieten onderling en aanslagen óp en ontvoeringen ván militaire doelen en burgers. Zijdelingse bemoeienissen en aanslagen van terreurbewegingen over de gehele wereld. Verdere spanningen in het Midden-Oosten in de buurlanden van Irak, mede door het Israëlisch-Palestijnse vraagstuk, dat met het overhandigen van enkele nederzettingen door de Israëliten aan de Palestijnen in maart 2005 een nieuwe fase in gaat, waarna kort een periode volgt die gekenmerkt wordt door rumoer inzake de terreurorganisatie ISIS, waarbij vele overblijfselen uit de oudheid vernietigd zijn.

    Heden

    Een korte opsomming anno 2023:
    Officiële naam: Republiek Irak
    Hoofdstad: Bagdad (6,64 miljoen inwoners)
    Oppervlakte: 438.317 km2
    Aantal inwoners: 37.202.572
    Staatshoofd: President Barham Salih
    Regeringsleider: Mustafa al-Kadhimi
    Taal: Arabisch en Koerdisch
    Munt: Iraakse dinar
    Belangrijke steden: Basra (2,75 miljoen inwoners), Mosul (1,7 miljoen inwoners), Erbil (0,9 miljoen inwoners)

     

    Sociale (en andere) dingen: