De wetboeken van Hammoerabi

Hardvochtig
maar rechtvaardig

Ga naar het menu
De stèle van Hammoerabi zoals hij is teruggevonden

Hoe was het om onder Hammurabi te leven?

Hammurabi was een beroemde en ook beruchte koning. Één van de eersten die de behoefte aan regelgeving invulling gaf middels door hem uitgevaardigde wetboeken en iedereen moest het weten: bij de toegangswegen van het land stonden stèles (rechtopstaande stenen) waar zijn wetten stonden ingebeiteld. Vaak werd die plek "versierd" met voorbeelden van wat je kon verwachten als men je schuldig had bevonden en in Assyrië en Babylonië was men behoorlijk creatief met het bedenken van strafvormen.
Als we de woorden van Hammurabi lezen, en zijn motivatie kennen die hij had om de wetboeken samen te stellen, dan zien we dat er een bepaalde behoefte aan regelgeving was en dat niet alleen bij de koning maar bij het hele volk. Je herkent de vaderfiguur Hammurabi door de soms bikkelharde teksten heen, een persoon die het opneemt voor de zwakkeren in de samenleving en zo te zien een broertje dood heeft aan aristocraten, ongehoorzamen en oneerlijke individuen.
Zijn strafmaat is vrij eenvoudig: op veel overtredingen stond de doodstraf en dat lijkt heel erg hardvochtig, maar als je goed de wetten gaat lezen en de straffen die hij daarbij uitdeelt, dan bemerk je hoe slim Hammurabi was: blijkbaar was de bevolking nogal eens met elkaar in strijd: vetes, haat en nijd, maar ook afgunst en onbegrip van normen en waarden waren elementen die de vrede binnen de muren danig konden verstoren. Men sloeg elkaar zomaar de kop in bij het minste of geringste geschil, blijkens de inhoud van de codex, waarmee Hammurabi juist probeert eenheid te creëren door "gezemel" waar "ongelukken" van kunnen komen te elimineren middels zijn wetboeken. Hij geeft duidelijke voorbeelden uit de maatschappij en het lijkt wel zeker dat een groot aantal van zijn wetten rechtstreeks uit de actuele cases gehaald zijn die op dat moment bij hem bekend waren.
Alhoewel de straffen zwaar waren, moeten we dit beslist niet in het huidige, voor óns bekende verband zien; in de tijd van Hammurabi waren bepaalde andere zaken dan wij tegenwoordig kennen essentieel, zoals land, vee, een schaap, een slaaf, een oudste zoon, arbeidskrachten. Zodra een overtreding 1 van deze elementen bevat is de strafmaat ook navenant zwaar: het land van iemand wegnemen betekende voor die persoon en diens gezin meteen honger en dorst, ziektes en dood.
Hammurabi was er op gericht dat de bevolking van Babylonië door samenwerking en onderlinge afspraken en regels zich bezig bleven houden met de wérkelijk belangrijkste taken in die tijd: het land bewerken, de oogsten verzamelen en de vijand buiten de deur houden. Daar was mankracht voor nodig: elke persoon die werk kon verrichten was belangrijk, door gezamenlijke inspanningen een hogere mate van welvaart bereiken voor iedere ingezetene van Babylonië: voor de rijken, maar vooral ook voor de armen en de onderdrukten. In die zin lijkt Hammurabi's politiek sterk op de bekende Franse leus: liberté, egalité, fraternité (vrijheid, gelijkheid, broederschap).
1 ding is zeker: met Hammurabi als koning bedenk je je wel twee keer voordat je een misdrijf pleegt, maar óók voordat je iemand beschuldigt zonder dat je daar bewijzen voor kunt leveren.
Zijn strafmaat was hoog, maar het waren dan ook ruige tijden...

Not an advertisement, but looks like it

(Not an advertisement) 
Exdomos

Proloog, inleiding

(Hammurabi spreekt vaak over zichzelf in de 3e persoon enkelvoud)

Toen Anu de sublieme, koning van de Anunnaki en Bel1, koning van hemel en aarde die het lot van het land uitvaardigde, aan Marduk, de alles-overheersende zoon van Ea, god van de rechtvaardigheid, het domein van de mens in bewaring gaf en hem groot maakte tussen de Igigi, noemden ze Babylon bij zijn illustere naam, maakten het groot op aarde en stichtten een eeuwigdurend koninkrijk binnen haar grenzen, waar de funderingen zo stevig zijn als die van de hemel en de aarde.
En toen riepen Anu en Bel2 mij bij mijn naam: Hammurabi, de verheven prins, die God vreesde, om rechtschapenheid over het land te brengen, om de kwaadwillenden en kwaaddoenden te vernietigen, zodat de sterkeren de zwakkeren niet zullen schaden en ik zal heersen over de zwarthoofdige volken zoals Shamash en het land zal verlossen in het belang van het welzijn van het mensdom.

1 Met Bel wordt uitsluitend hier in het begin Enlil bedoeld, wiens macht op Marduk wordt overgedragen. Enlils' macht werd "Enlilschap" genoemd, met het overnemen van het "Enlilschap" wordt ook diens naam overgenomen. Verder in deze tekst wordt met "Bel" Marduk bedoeld.
2 Hier is Bel al Marduk en wordt hij met deze naam gekoppeld aan de stad Babylon (Ba-Bel).

Proloog, tekst

Hammurabi, de prins, ben ik geroepen door Bel:

ik die rijkdom en overvloed brengt

die Nippur en Dur-ilu verrijkte zoals nooit tevoren

de sublieme beschermer van E-kur

die Eridu heeft hersteld en de aanbidding van E-apsu heeft gezuiverd

die de 4 gewesten van de wereld heeft veroverd

maakte de naam Babylon groot

verblijdde het hart van Marduk

de heer die dagelijks zijn aanbiddingen brengt in Saggil, het koninklijke heiligdom dat Sin gemaakt heeft

die Ur verrijkte

de nederige, de respectvolle

die welvaart brengt naar Gish-shir-gal

de witte koning, herder van Shamash

de machtige die opnieuw de funderingen van Sippara legde

die de grafstenen van Malkat met groen bekleedde

die E-babbar groot maakte

die is zoals de hemelen

de krijger die Larsa bewaakte

en E-babbar vernieuwde, met Shamash als zijn hulp

de heer die nieuw leven in Uruk toestond, die voldoende water naar haar inwoners bracht

herstelde de toren van E-anna

en verfijnde de heerlijkheden van Anu en Nana

beschermer van het land, die de uiteengedreven inwoners van Isin herenigde

die E-gal-mach rijkelijk van inkomen heeft voorzien

de beschermende koning van de stad, broer van de god Zamama

die vastberaden de boerderijen van Kish aanlegde

kroonde E-me-te-ursag met roem

verdubbelde de grote heilige schatten van Nana

herstelde de tempel van Harsag-kalama; het graf van de vijand, wiens hulp de overwinning bracht

die de macht van Cuthah vergrootte

maakte alles vol glorie in E-shidlam

de zwarte stier, die de vijand afslachtte; geliefd door de god Nebo

die de inwoners van Borsippa blij maakte

de sublieme; die onvermoeibaar voor E-zida zorgt

de goddellijke koning van de stad

de witte

Wijze

die de velden van Dilbat verbreedde

die de oogsten bijelkaar raapte voor Urash

De machtige, de heer die komt met scepter en kroon, waarmee hij zichzelf kleed

de uitverkorene van Ma-ma; die de tempelmuren van Kesh heeft gerestaureerd

Die de heilige feesten van Nin-tu overvloedig maakte

de vooruitdnkende, de meevoelende, die eten en drinken voor Lagash en Girsu heeft verzorgd

die grote offers aan de tempel van Ningirsu bracht

die de vijand gevangen heeft

de uitverkorene van het orakel die de profetie van Hallab deed

die het hart van Anunit verblijdde

de zuivere prins, wiens gebed geaccepteerd is door Adad

die het hart van Adad tevreden stelde

de strijder, in Karkar

die de belangrijke functionarissen herstelde in E-ud-gal-gal

de koning die leven toestond in de stad Adab

de gids van E-mach; de prinselijke koning van de stad

de onweerstaanbare krijger, die leven toestond aan de inwoners van Mashkanshabri

en bracht overvloed aan de tempel van Shidlam

de Witte

Krachtige

die doordrong in de geheime grot van de bandieten, de inwoners van Malka redde van armoede en hun thuisplaats snel weer weelderig maakte

die de zuiverste offers bracht aan Ea en Dam-gal-nun-na

die zijn koninkrijk voor eeuwig groot maakte

de prinselijke koning van de stad, die de districten aan de Ud-kib-nun-na onderwierp voor de beheersing door Dagon

zijn Schepper; die de inwoners van Mera en Tutul spaarde

de sublieme prins, die gezicht van Ninni laat stralen

die heilige maaltijden aan de godheid Nin-a-zu presenteert

die zorgde voor de inwoners in hun nood, een maaltijd voor hen klaarzette in Babylon in vrede

de herder van de onderdrukten en de slaven; wiens daden dankbaarheid vinden van Anunit Anunit

die voor Anunit een plaats verzorgde in de tempel van Dumash in de buitenwijk van Agade

die het recht erkent

die heerst met de wet

die de stad Assur haar beschermende god teruggaf

die toestond dat de naam van Ishtar van Nineveh mocht blijven voortbestaan in E-mish-mish

de sublieme, die zichzelf vernederd in het gezicht van de goden

opvolger van Sumula-il; de machtige zoon van Sin-muballit

de koninklijke afstammeling van de eeuwigheid

de machtige monarch

de zon van Babylon, wiens stralen schijnen over het land van Sumer en Akkad;

de koning, gehoorzaamd door de 4 uithoeken van de wereld

Geliefd door Ninni, ben Ik.

Toen Marduk mij stuurde om te heersen over de mensheid, om bescherming aan het land te geven, deed ik goed en rechtvaardig in ..., en verzekerde ik het welzijn van de onderdrukten.

Uitleg van de codex vooraf:

Waar gesproken wordt over "een man" of een "bevrijde man" wordt meestal een soldaat bedoeld.

Er staan diverse meeteenheden in de tekst zoals gan en shekel, aan de zinsopbouw is te zien dat het een eenheid betreft, zoals bijvoorbeeld in "Dan zal hij hem 10 shekel geld compenseren" of "voor elke 100 gan zal hij 60 gur graan betalen". Verdere uitleg over de maateenheid zelf is niet relevant.

"Op de weg van de koning" betekent: als militair dienst doen in oorlogstijd.

Iemand kon op twee manieren beschuldigd worden: officieel (met mogelijke inmenging van het hof) of door een vinger te wijzen, wat geen officieel karakter had.

Verklaring van het in de tekst voorkomende woord "oppalen": Oppalen was een straf waarbij iemand op een lange paal met een scherpe punt werd gezet en werd vastgebonden, waarna de paal rechtop werd gezet en de persoon op de paal uiteindelijk door vermoeidheid, uitdroging en oververhitting zijn gewicht niet meer kon houden en zeer pijnlijk dood ging als gevolg van de verwondingen die hij opliep door de punt van de paal. Dergelijke palen werden vaak bij de toegangswegen van het land geplaatst, tesamen met een stèle met de wetten van Hammurabi, om nieuwkomers die kwaad in de zin hadden, af te schrikken.

De wetboeken:

  1. Als iemand een ander betrapt, en hem beschuldigt, maar hij kan het niet bewijzen, dan zal degene die de man of vrouw betrapt heeft ter dood worden gebracht.
  2. Als iemand een andere man beschuldigt, en de beschuldigde gaat naar de rivier en springt er in, als hij zinkt zal de beschuldiger zijn huis innemen. Maar als de rivier bewijst dat hij niet schuldig is, en hij ongedeerd ontsnapt, dan zal degene die de beschuldiging geuit heeft ter dood worden gebracht, terwijl degene die de rivier in gesprongen is het huis mag overnemen van zijn beschuldiger.
  3. Als iemand een beschuldiging van énig misdaad voor de ouderen brengt, en zijn beschuldigingen niet bewijst, zal hij, als het een zware misdaad betreft, ter dood worden gebracht.
  4. Als hij de ouderen kan overtuigen dat het om een goed deel graan ging, zal hij het loon ontvangen dat dat het graan had opgeleverd.
  5. Als een rechter een zaak voorzit, een beslissing bereikt, en zijn oordeel op schrift presenteert; als later blijkt dat hij een fout heeft gemaakt, en het is zijn eigen schuld, dan moet hij 12x de boete betalen die hij in zijn oordeel heeft opgelegd, en hij zal in het openbaar van de rechtersbank verwijderd worden, en hij mag daar nooit meer zitten om recht te spreken.
  6. Als iemand een eigendom van een tempel of van het hof steelt, zal hij ter dood worden gebracht, en degene die het gestolen voorwerp van hem in ontvangst genomen heeft zal eveneens ter dood worden gebracht.
  7. Als iemand iets koopt van de zoon of van de slaaf van een andere man, zonder getuigen of een contract, zilver of goud, een mannelijke of een vrouwelijke slaaf, een os of een schaap, een ezel of wat dan ook, of als hij het onder zijn beheer neemt, wordt hij als dief gezien en ter dood gebracht.
  8. Als iemand vee of schapen steelt, of een ezel, of een varken of een geit, als het eigenlijk van een god of van het hof is, zal de dief daar dertigvoudig voor betalen; als het gestolene eigendom is van een bevrijde slaaf van de koning zal hij het tienvoudige betalen; als de dief dat niet kan betalen wordt hij ter dood gebracht.
  9. Als iemand een voorwerp verliest, en het in het bezit van een ander vindt: als de gene die het bezit zegt "Een koopman verkocht het mij, ik heb het met getuigen erbij betaald," en als de eigenaar van het voorwerp zegt, "Ik zal getuigen meenemen die mijn bezit kennen," dan zal de koper de koopman die het aan hem verkocht heeft meenemen, en de getuigen die erbij waren, en de eigenaar zal getuigen meenemen die zijn bezit kunnen identificeren. De rechter zal hun getuigenissen onderzoeken - van de getuigen van de koper, en van de getuigen van de eigenaar. Als de koopman dan als dief bewezen verklaard wordt zal hij ter dood worden gebracht. De eigenaar van het voorwerp krijgt zijn bezit terug, en degene die het gekocht heeft krijgt zijn geld terug uit het kapitaal van de koopman.
  10. Als de koper niet de vereiste getuigen meeneemt, en de eigenaar doet dat wel, dan is de koper de dief en zal hij ter dood worden gebracht, en de eigenaar krijgt het artikel.
  11. Als de eigenaar geen getuigen bij zich heeft die het voorwerp kunnen identificeren, dan is hij een kwaaddoener, hij heeft dan vals beschuldigd, en zal ter dood worden gebracht.
  12. Als de getuige tijdelijk niet er bij kan zijn, dan zal de rechter een termijn bepalen, die verloopt na 6 maanden.
  13. Als zijn getuige niet binnen 6 maanden verschijnt, dan is hij een kwaaddoener, en zal de boete betalen die bij de straf hoort.
  14. Als iemand de jongste zoon van een ander steelt, zal hij ter dood worden gebracht.
  15. Als iemand een mannelijke of vrouwelijke slaaf van het hof, of een mannelijke of vrouwelijke slaaf van een bevrijde man, buiten de stadpoorten brengt, zal hij ter dood worden gebracht.
  16. Als iemand in zijn huis een weggelopen mannelijke of vrouwelijke slaaf van het hof krijgt, of van een bevrijde man, en dat niet publiekelijk openbaar maakt op het centrale plein, zal de meester van dat huis ter dood worden gebracht.
  17. Als iemand een weggelopen mannelijke of vrouwelijke slaaf in het open veld tegenkomt en terugbrengt naar de eigenaar, zal de meester van de slaaf hem 2 eenheden zilver betalen.
  18. Als de slaaf de naam van zijn meester niet wil prijsgeven, zal de vinder hem naar het paleis brengen; verder onderzoek moet dan volgen, en de slaaf zal teruggebracht worden naar zijn meester.
  19. Als de vinder de slaven in huis houdt, en ze worden daar gevonden, dan zal hij ter dood worden gebracht.
  20. Als de slaaf die hij gevangen heeft van hem is weggerend, dan zal de vanger dat zweren tegen de eigenaren van de slaaf, en hij zal van alle blaam gezuiverd zijn.
  21. Als iemand een gat in een huis binnengaat (met de bedoeling te stelen), zal hij voor dat gat ter dood worden gebracht en worden verbrand.
  22. Als iemand een overval pleegt en gesnapt wordt, zal hij ter dood worden gebracht.
  23. Als de overvaller niet gevangen wordt, dan zal degene die beroofd is onder ede het bedrag van zijn verlies claimen; dan zal de gemeenschap, en ... op wiens grond en territorium en in wiens landgoed het gebeurde hem compenseren voor de gestolen goederen.
  24. Als personen gestolen worden, dan zal de gemeenschap en ... 1 mina zilver aan hun familieleden betalen.
  25. Als in een huis brand uitbreekt, en degene die komt helpen om te blussen zijn oog laat vallen op eigendom van degene die het huis bezit, en dat ook wegneemt, dan zal hij in het zelfde vuur gegooid worden.
  26. Als een bevelhebber of een man, die het bevel gekregen heeft om zich op de weg van de koning te begeven en niet gaat, maar een huurling daarvoor in dienst neemt, als hij de compensatie niet uitbetaalt, dan zal deze officier of man ter dood worden gebracht, en zijn huurling zal dan bezit van zijn huis nemen.
  27. Als een officier of soldaat tot treurnis van de koning gevangen genomen wordt door de vijand in de strijd, en als een ander zijn bezittingen en zijn huis krijgt en ook aanneemt, als hij terugkomt en zijn huis bereikt, zal hij alles terugkrijgen, hij zal het weer in bezit nemen.
  28. Als een officier of soldaat tot treurnis van de koning gevangen genomen wordt door de vijand in de strijd, als zijn zoon in staat is zijn bezit over te nemen, dan zal het veld en de tuin aan hem gegeven worden, hij zal het loon van zijn vader overnemen.
  29. Als zijn zoon nog jong is, en geen bezit van het huis en het land kan nemen, zal een derde van de tuin en het land aan zijn moeder gegeven worden, en ze zal hem grootbrengen.
  30. Als een officier of een man zijn huis verlaat, tuin, en veld en het verhuurt, en iemand anders neemt bezit van zijn huis, tuin, en veld en het drie jaar lang gebruikt: als de eerste eigenaar terugkomt en zijn huis claimt, de tuin, en het veld, zal het hem niet gegeven worden, maar degene die het in bezit genomen heeft en gebruikt heeft zal het tot in lengte der dagen mogen behouden.
  31. Als hij het voor 1 jaar verhuurt en terugkomt, zal het huis, de tuin, en het veld aan hem teruggegeven worden, en hij zal het weer in bezit nemen.
  32. Als een officier of een man gevangen genomen wordt op de weg van de koning, en een koopman hem vrij koopt, en terugbrengt naar zijn plek; als hij dan voldoende in huis heeft om zijn vrijheid terug te kopen, zal hij zichzelf vrij kopen: als hij niet genoeg in huis heeft om zichzelf vrij te kopen, zal hij vrijgekocht worden door de tempel van zijn gemeenschap; als er in de tempel ook niet genoeg is om hem vrij te kopen, zal het hof zijn vrijheid kopen. Zijn veld, tuin, en huis zullen niet gebruikt worden om de kosten te dekken.
  33. Als een ... of een ... zichzelf verklaart als zijnde teruggetrokken van de weg van de koning, en een huurling daarvoor in de plaats stuurt, maar die (zich) ook weer terugtrekt, dan zal de ... of de ... ter dood worden gebracht.
  34. Als een ... of een ... het bezit van een kapitein beschadigt, de kapitein verwondt, of een kado van de kapitein weg neemt die hem door de koning gegeven is, dan zal de ... of de ... ter dood worden gebracht.
  35. Als iemand het vee of de schapen koopt die de koning aan zijn officieren heeft gegeven, zal hij zijn geld kwijt zijn.
  36. Het veld, de tuin, en huis van een officier, of van een man, of van een onderdaan dat verhuurd wordt, kan niet worden verkocht.
  37. Als iemand het veld koopt, de tuin, en het huis van een officier, een man, of van een onderdaan dat verhuurd wordt, zal zijn contract van aankoop gebroken worden (ongeldig worden verklaard) en zal hij zijn geld kwijt zijn. Het veld, tuin, en huis zullen weer in bezit komen van de oorspronkelijke eigenaren.
  38. Een officier, een man, of onderdaan die een huis huurt, kan niet zijn gedeelte van het land, het huis, en de tuin aan zijn vrouw of dochter toewijzen, hij kan het ook niet als schuldbetaling gebruiken.
  39. Hij mag, wel degelijk, een veld, tuin, of huis toeijzen dat hij gekocht heeft, en in bezit heeft, aan zijn vrouw of dochter of aan hen geven voor schuld.
  40. Hij mag het veld verkopen, de tuin, en het huis aan een koopman (koninklijke agenten) of aan elke andere publieke functionaris, de koper mag het veld, het huis, en de tuin beheren voor het vruchtgebruik.
  41. Als iemand het veld omheint, de tuin, en het huis van een officier, een man, of een onderdaan waar hij het van huurt, en de materialen daarvoor levert; als de officier, de man, of de onderdaan die het verhuurd heeft terugkomt bij zijn veld, tuin, en huis, zullen deze materialen zijn eigendom worden.
  42. Als iemand een veld overneemt om het te cultiveren, en er geen oogst van krijgt, moet worden bewezen dat hij zich niet voldoende heeft ingespannen, en moet hij nét zoveel graan leveren, als de buurman ook van het veld heeft gehaald, aan de eigenaar van het veld.
  43. Als hij het veld niet bewerkt, en het niet inzaait, zal hij nét zoveel graan geven aan de eigenaar van het veld als dat zijn buurman ook van het land heeft gehaald, en het veld dat hij heeft laten braakliggen moet hij alsnog ploegen en inzaaien en dan teruggeven aan de eigenaar.
  44. Als iemand een onbeheerd veld overneemt om het klaar te maken voor cultivatie, maar lui is, en het niet vruchtbaar maakt, dan zal hij in het vierde jaar het veld ploegen, egaliseren en bewerken, en teruggeven aan de eigenaar, en voor elke tien gan zal hij tien gur graan betalen.
  45. Als een man voor een vaste prijs zijn land verhuurt om te laten bewerken, en de huur van het veld ontvangen heeft, maar slecht weer vernietigt de oogst, dan is het verlies voor degene die het land heeft bewerkt.
  46. Als hij niet een vaste huurprijs voor zijn land rekent, maar de helft of een derde deel van de oogst, zal het graan van het veld naar de afgesproken proporties tussen hen worden verdeeld.
  47. Als de bewerker van het land, omdat hij geen succes had in het eerste jaar, de grond door anderen heeft laten bewerken, mag de eigenaar daar niets tegen in brengen; het veld wordt bewerkt en hij krijgt zijn afgesproken loon.
  48. Als iemand een schuld moet betalen voor een lening, en een storm het graan plat legt, of de oogst mislukt, of het graan niet groeit vanwege gebrek aan water; in dat jaar hoeft hij niets aan de eigenaar te betalen, hij wist zijn kleitablet waarop zijn schulden staan met water en betaalt dat jaar geen huur.
  49. Als iemand geld van een koopman aanneemt, en de koopman daarvoor een veld teruggeeft voor bebouwing met graan of sesam en hem opdracht geeft om graan of sesam op het veld te planten, en de gewassen te oogsten; als de bewerker sesam of graan op het veld plant, dan is ten tijde van de oogst het graan of het sesam van de eigenaar en zal aan hem (de koopman) loon betaald moeten worden met de opbrengst van het land, ten waarde van het geld dat de eigenaar van de koopman gekregen heeft, en hij zal de koopman moeten toestaan personeel te gebruiken en hun daarvoor te belonen.
  50. Als hij een gecultiveerd graanveld of een gecultiveerd sesamveld uitgeeft, zal het graan of het sesam in het veld eigendom van de landeigenaar zijn, en hij zal aan de koopman opbrengst van het land betalen als huur.
  51. Als hij geen geld heeft om te betalen, dan zal hij met graan of met sesam betalen in plaats van met geld als huur voor wat hij gekregen heeft van de koopman, volgens het koninklijke tarief.
  52. Als de bewerker geen graan of sesam op het veld zaait, zal het contract van de schuldeiser niet afgezwakt worden.
  53. Als iemand te lui is om zijn dam in goede conditie te houden, en het daardoor niet kan handhaven; als de dam dan breekt en alle velden lopen onder water, dan zal hij wiens dam is gebroken verkocht worden voor geld, en het geld zal het graan vervangen dat door zijn toedoen niet meer geoogst kan worden.
  54. Als hij niet de schade kan terugbetalen, dan zullen hijzelf en zijn bezittingen ten deel komen te vallen aan de getroffen boeren.
  55. Als iemand zijn greppels opent om zijn gewassen te bevloeien, maar onzorgvuldig is, en het water over het veld van zijn buurman stroomt, dan zal hij zijn buurman graan betalen voor diens verlies.
  56. Als een man het water binnen laat, en het water overstroomt de plantage van zijn buurman, dan zal hij 10 gur graan betalen voor elke tien gan land.
  57. Als een herder, zonder toestemming van de eigenaar van het veld, en buiten medeweten van de eigenaar van de schapen, de schapen in een veld laat grazen, dan zal de eigenaar van het veld zijn gewas oogsten, en de herder, die zijn veestapel daar gestationeerd heeft zonder toestemming van de landeigenaar, de eigenaar 20 gur graan betalen voor elke 10 gan land.
  58. Als de schapen de weide verlaten hebben en in de stallen bij de stad opgesloten zijn, en enig andere herder ze in een veld laat en daar laat grazen, zal deze herder het veld gebruiken waarop hij toestemming heeft gekregen om zijn schapen te laten grazen, en ten tijde van de oogst moet hij 60 gur graan betalen voor elke 10 gan land.
  59. Als een man, zonder medeweten van de eigenaar van een tuin, een boom in diens tuin omhakt zal hij hem een halve mina in geld betalen.
  60. Als iemand een veld overgeeft aan een tuinman, om voor hem als tuin te laten beplanten, als die erop werkt, en 4 jaar ervoor zorgt, dan zullen in het vijfde jaar de eigenaar en de tuinman het gelijkelijk verdelen, de eigenaar neemt dan zijn deel onder zijn beheer.
  61. Als de tuinman het beplanten van het veld niet heeft voltooid, en een gedeelte ongebruikt laat, zal het aan hem worden toegewezen.
  62. Als hij het veld dat aan hem werd toegewezen niet beplant, als het bebouwbaar land is, dan zal de tuinman aan de eigenaar de complete productie van het veld van alle jaren dat hij het onbeheerd heeft gelaten moeten vergoeden, gelijk aan de opbrengsten van de buurvelden, de velden weer in bewerkbare staat terugbrengen en teruggeven aan de eigenaar.
  63. Als hij onontgonnen land vruchtbaar maakt en het aan de eigenaar teruggeeft, zal de eigenaar hem 1 jaar 10 gur voor elke 10 gan land moeten betalen.
  64. Als iemand zijn tuin aan een tuinman overdraagt om te bewerken, zal de tuinman 2/3 van de productie van de tuin aan de eigenaar geven, zo lang als hij het in bezit heeft, het andere derde deel mag hij zelf houden.
  65. Als de tuinman geen werk in de tuin verricht en de vruchten op de grond vallen, zal de tuinman in verhouding tot de naburige tuinen dit aan de eigenaar van de tuin vergoeden.
  66.  
  67.  
  68.  
  69.  
  70.  
  71.  
  72.  
  73.  
  74.  
  75.  
  76.  
  77.  
  78.  
  79.  
  80.  
  81.  
  82.  
  83.  
  84.  
  85.  
  86.  
  87.  
  88.  
  89.  
  90.  
  91.  
  92.  
  93.  
  94.  
  95.  
  96.  
  97.  
  98.  
  99.  
  100. ... rente voor het geld, zo veel als hij heeft ontvangen, hij zal daarvoor een schuldverklaring afgeven, en op de dag, als ze zich vestigen, aan de koopman betalen.
  101. Als er geen handelsovereenkomsten zijn in de plaats waar hij naar toe gegaan is, zal hij het volledige bedrag aan geld dat hij heeft ontvangen bij de makelaar achterlaten, om aan de koopman te betalen.
  102. Als een koopman geld aan een makelaar toevertrouwt voor een bepaalde investering, en de makelaar verliezen lijdt in de plaats waar hij heen is gegaan, zal hij het kapitaal aan de koopman moeten vergoeden.
  103. Als, tijdens een reis, een vijand alles van hem wegneemt wat hij had, zal de makelaar zweren bij God en vrij van schulden zijn.
  104. Als een koopman een makelaar graan geeft, wol, olie, of elke andere soort goederen om te transporteren, zal de makelaar een tegoedbon (kleitablet) afgeven voor het bedrag, en de koopman hiervoor compenseren. Dan zal hij ook een kwitantie van de koopman krijgen voor het bedrag dat hij hem heeft betaald.
  105. Als de makelaar onvoorzichtig is, en geen kwitantie vraagt voor het geld dat hij aan de koopman gegeven heeft, kan hij het geld waarvoor geen kwitantie is afgegeven niet als zijn eigen geld beschouwen.
  106. Als de makelaar geld aanneemt van de koopman, maar ruzie krijgt met de koopman (omdat hij geen kwitantie aan hem wil geven), dan zal de koopman voor God en voor getuigen zweren dat hij het geld aan de makelaar gegeven heeft, en de makelaar zal hem dan het drievoudige betalen.
  107. Als de koopman de makelaar bedriegt, in geval dat de makelaar alles aan hem teruggegeven heeft wat van hem is, maar de koopman weigert daarvoor een kwitantie af te geven, dan zal de makelaar de koopman veroordelen voor God en de rechters, en als de koopman dan nog steeds blijft ontkennen zijn spullen te hebben teruggekregen dan zal hij het zesvoudige aan de makelaar betalen.
  108. Als een herbergierster geen graan accepteert van gelijk gewicht als het drinken voor betaling, maar alleen geld accepteert, en de waarde van het drinken is lager dan de waarde van het graan, zal zij veroordeeld en in het water gegooid worden.
  109. Als samenzweerders bijeen komen in het huis van een herbergier, en deze samenweerders niet gevangen worden en uitgeleverd worden aan de koning, zal de herbergier ter dood worden gebracht.
  110. Als een "zuster van een god" een herberg opent, of een herberg binnen gaat om te drinken, dan zal deze vrouw verbrand worden tot de dood erop volgt.
  111. Als een herbergierster 60 ka usakani-drinken schenkt aan ... zal ze 50 ka graan daarvoor krijgen wanneer de oogst van het land is.
  112. Als iemand op reis is en zilver, goud, waardevolle stenen, of elk ander roerend goed aan iemand anders toevertrouwd, en het weer van hem terug wil hebben; als de behoeder van de spullen het niet terugbrengt naar de afgesproken plek, maar het voor eigen gebruik behoudt, dan zal deze man, die de goederen niet heeft teruggebracht, veroordeeld worden, en hij zal het vijfvoudige betalen van alles wat aan hem was toevertrouwd.
  113. Als iemand een optie heeft op graan of geld, en uit de graansilo of de kluis iets wegneemt zonder medeweten van de eigenaar, dan zal hij die het graan uit de silo heeft gehaald of het geld uit de kluis heeft gehaald worden veroordeeld, en het graan terugbetalen dat hij weggenomen heeft. En hij zal alle commissie kwijtraken die aan hem betaald is, of die iemand aan hem verschuldigd is.
  114. Als iemand geen claim heeft op een ander voor graan of geld, en het met brute kracht probeert af te dwingen, zal hij een derde deel van een mina zilver betalen voor elke casus.
  115. Als iemand een claim op een ander heeft voor graan of geld en hem gevangen zet; als de gevangene in de gangenis een natuurlijke dood sterft, zal de vordering komen te vervallen.
  116. Als de gevangene overlijdt vanwege klappen en mishandeling, zal de meester van de gevangene de koopman die hem gevangen gezet had veroordelen voor de rechter. Als hij een vrij geboren man was, zal de koopmans' zoon ter dood worden gebracht; als de gevangene een slaaf was, zal hij (de koopman) een derde van een mina goud betalen, en alles dat hij van de eigenaar van de slaaf gekregen heeft zal hij kwijtraken.
  117. Als iemand een schuld niet kan terugbetalen, en zichzelf verkoopt, of zijn vrouw, zijn zoon, of dochter voor geld of ze weggeeft voor dwangarbeid: zullen ze drie jaar werken in het huis van de man die ze gekocht heeft, of zijn geldschieter, en in het vierde jaar zullen ze weer vrij gelaten worden.
  118. Als hij een mannelijke of vrouwelijke slaaf weggeeft voor dwangarbeid, en de makelaar ze weer onderverhuurt, of ze voor geld verkoopt, kan daartegen geen bezwaar worden gemaakt.
  119. Als iemand zijn schuld niet kan betalen, en hij de dienstmeid verkoopt waar hij kinderen van heeft, voor geld, dan moet de nieuwe eigenaar het geld terugbetalen aan de koopman en de slaaf zal worden vrijgelaten.
  120. Als iemand graan in andermans huis opbergt om het daar veilig te bewaren, en er komt schade aan dat graan in de opslagruimte, of als de eigenaar van het huis de silo opent en graan daarvan wegneemt, of als hij helemaal ontkent dat het graan in zijn huis is geweest: dan zal de eigenaar van het graan voor God zijn graan claimen, en de eigenaar van het huis zal hem betalen voor het graan dat hij heeft weggenomen.
  121. Als iemand graan opbergt in andermans huis zal hij hem opslagvergoeding betalen ter grootte van 1 gur voor elke 5 ka graan per jaar.
  122. Als iemand een ander zilver geeft, of goud, of wat dan ook om te bewaren, moet hij alles aan een getuige laten zien, een contract opstellen, en dan uit handen geven voor veilige bewaring.
  123. Als hij het overdraagt om te bewaren zonder getuige of contract, en als degene aan wie het gegeven was ontkent het gekregen te hebben, dan heeft de eigenaar geen geldige claim.
  124. Als iemand zilver levert, goud, of wat dan ook aan een ander om te bewaren, vóór een getuige, maar de bewaarder ontkent het, zal hij voor een rechter gebracht worden, en alles wat hij ontkent heeft gekregen te hebben moet hij volledig vergoeden.
  125. Als iemand zijn volledige bezit aan een ander geeft om te bewaren, en, hetzij door dieven of door rovers, zijn bezit en/of de ander zijn bezit verloren gaat, zal de eigenaar van het huis, door wiens nalatigheid het verlies heeft plaatsgevonden, de eigenaar compenseren voor alles dat hij aan hem in bewaring gegeven heeft. Maar de eigenaar van het huis zal onderzoek doen en proberen alles wat gestolen is weer terug te krijgen, en het van de dief weer wegnemen.
  126. Als iemand die zijn goederen niet verloren heeft wél zegt dat ie ze is kwijt geraakt, en valse claims indient: als hij voor God zijn verliezen claimt, zelfs als ie ze niet is kwijtgeraakt, zal hij volledig gecompenseerd worden voor het bedrag van zijn claim.
  127. Als iemand een vinger wijst naar een zuster van god of iemand anders' vrouw, en het niet kan bewijzen, dan zal deze man voor de rechter gebracht worden en zijn wenkbrauw zal worden gemarkeerd.
  128. Als een man een vrouw tot echtgenote neemt, maar geen gemeenschap met haar heeft, is deze vrouw zijn vrouw niet.
  129. Als een mans' vrouw wordt betrapt met een andere man, zullen deze allebei gebonden en in het water gegooid worden, maar de man mag zijn vrouw pardon verlenen en de koning zijn slaven.
  130. Als een man de vrouw aanrandt (verloofd of kind-vrouw) van een andere man, die nog nooit een man gehad heeft, en nog in haar vaders' huis woont, en met haar slaapt en betrapt wordt, zal deze man ter dood worden gebracht, maar de vrouw is zonder blaam.
  131. Als een man een officiële beschuldiging doet over andermans' vrouw inzake een andere man, maar ze is niet met een andere man betrapt, moet ze een eed afleggen en mag ze terugkeren naar haar huis.
  132. Als een man inzake een andere man zijn vinger wijst naar zijn vrouw, maar ze wordt niet slapende met een andere man betrapt, zal ze voor haar man in de rivier springen.
  133. Als een man krijgsgevangen genomen wordt, en hij mensen in zijn huis wel kan onderhouden, maar zijn vrouw het huis en zijn land verlaat, en naar een ander huis gaat: omdat deze vrouw niet haar hoffelijkheid behield, en naar een ander huis ging, zal ze juridisch veroordeeld worden en in het water worden gegooid.
  134. Als iemand krijgsgevangen genomen wordt en hij kan in zijn huis niemand onderhouden, als zijn vrouw dan naar een ander huis gaat zal ze zonder blaam zijn.
  135. Als een man krijgsgevangen genomen wordt en hij in zijn huis niemand kan onderhouden en zijn vrouw naar een ander huis gaat en daar kinderen krijgt; en als later haar man terugkeert naar zijn huis: dan moet de vrouw terug naar haar man, maar de kinderen blijven bij hun vader.
  136. Als iemand zijn huis verlaat, wegrent, en zijn vrouw naar een ander huis gaat, als hij dan terugkomt, en zijn vrouw terug wil hebben: omdat hij zijn huis verlaten heeft en gevlucht is, zal de vrouw van de wegloper niet terugkeren naar haar man.
  137. Als een man wil scheiden van een vrouw die hem kinderen gegeven heeft, of van zijn vrouw die hem kinderen gegeven heeft: dan zal hij die vrouw haar huwelijksschat geven, en een deel van het vruchtbare veld, van de tuin, en van de bezittingen, zodat ze haar kinderen kan grootbrengen. Als de kinderen volwassen zijn, zal een deel daarvan aan de kinderen gegeven worden, en gelijk aan het deel van een zoon, zal aan haar en deel gegeven worden. Ze mag dan de man van haar hart trouwen.
  138. Als een man wil scheiden van een vrouw die hem geen kinderen gegeven heeft, zal hij haar het geld geven dat hij voor haar heeft betaald bij de aankoop en haar huwelijksschat zal hij haar geven, en haar dan laten gaan.
  139. Als er geen koopsom voor de vrouw is geweest zal hij haar 1 mina goud geven als beginkapitaal na haar vrijlating.
  140. Als hij een bevrijde man is zal hij haar 1-derde van een mina goud meegeven.
  141. Als een mans' vrouw, die in zijn huis leeft, het wil verlaten, schulden veroorzaakt, haar huis probeert te ruïneren, haar man verwaarloost, en juridisch wordt veroordeeld: als haar man haar vrijlating aanbiedt, mag ze gaan, en geeft hij haar niets mee. Als haar man haar niet wil laten gaan, en als hij een andere vrouw neemt, zal ze als dienares in haar mans' huis blijven.
  142. Als een vrouw ruzie maakt met haar man, en zegt: "Jij past niet bij mij," dan moet ze haar redenen daarvoor presenteren. als ze gelijk heeft, en zelf geen fouten gemaakt heeft, maar hij laat haar alleen en verwaarloost haar, dan zal er geen schuld op haar rusten, ze zal dan haar huwelijksschat nemen en teruggaan naar het huis van haar vader.
  143. Als ze niet onschuldig is, maar haar man verlaat, en haar huis ruïneert, haar man verwaarlozende, dan zal deze vrouw in het water worden gegooid.
  144. Als een man een vrouw neemt en zijn vrouw hem een dienstmeid geeft, en die baart hem kinderen, maar deze man wil liever een andere vrouw, dan zal hem dat niet worden toegestaan; hij zal geen andere vrouw nemen.
  145. Als een man een vrouw neemt, en zij baart hem geen kinderen, en hij is van plan een andere vrouw te nemen: als hij zijn tweede vrouw neemt, en haar in het huis brengt, zal deze tweede vrouw geen gelijkheid krijgen met zijn eerste vrouw.
  146. Als een man een vrouw neemt en zij hem een dienstmeid geeft en die baart hem kinderen, en de dienstmeid vindt dat ze gelijkwaardig is aan zijn vrouw: omdat ze hem kinderen gebaard heeft, mag haar meester haar niet voor geld verkopen, maar hij mag haar houden als slaaf, en haar rekenen onder de dienstmeiden.
  147. Als ze hem geen kinderen geboren heeft, dan mag haar meesteres haar verkopen voor geld.
  148. Als een man een vrouw neemt, en zij een ziekte krijgt, als hij dan een andere vrouw wil zal hij zijn eerste vrouw niet afdanken, die door ziekte geveld is, maar hij zal haar houden in het huis dat hij gebouwd heeft en haar steunen zo lang ze leeft.
  149. Als deze vrouw niet in het huis van haar man wil blijven, dan zal hij haar compenseren voor de huwelijksschat die zij heeft meegenomen van haar haar vaders huis, en dan mag ze gaan.
  150. Als een man zijn vrouw een veld geeft, een tuin, en een huis en dat ook schriftelijk vastlegt, als dan na de dood van haar man de zonen geen claim indienen, dan mag de moeder alles nalaten aan de zoon die zij prefereert, en niets aan zijn broers nalaten.
  151. Als een vrouw die leefde in een mans' huis een overeenkomst met haar man gemaakt heeft, dat geen enkele schuldeiser haar kan claimen, en daar een document voor gekregen heeft: als die man, voordat hij die vrouw trouwde, een schuld had, kan de schuldeiser de vrouw daar nooit voor opeisen. En als de vrouw, voordat zij het huis van haar man binnenkwam, een schuld is aangegaan, kan haar schuldeiser haar man daar niet voor opeisen.
  152. Als nadat de vrouw het huis van haar man is binnengetreden, beiden een schuld hadden, moeten beiden de koopman betalen.
  153. Als de vrouw van een man vanwege een andere man haar eigen man en de vrouw van de andere man laat vermoorden, zullen ze beiden opgepaald worden.
  154. Als een man schuldig is aan incest met zijn dochter, zal hij worden verbannen.
  155. Als een man een meisje aan zijn zoon toebestemd, en zijn zoon heeft gemeenschap met haar, maar hij (de vader) haar achteraf van vunzigheden beschuldigt, en ook nog verbaasd is, dan zal hij gebonden worden en in het water worden gegooid.
  156. Als een man een meisje aan zijn zoon toebestemd, maar zijn zoon heeft haar niet gezien (gemeenschap gehad), en hij haar achteraf van vunzigheden beschuldigt, zal hij haar een halve mina goud betalen, en haar compenseren voor alles wat ze van haar vaders' huis heeft meegenomen. Ze mag dan de man van haar hart trouwen.
  157. Als iemand schuldig wordt bevonden van incest met zijn moeder na zijn vader, dan zullen ze beiden verbrand worden.
  158. Als iemand aanstoot neemt aan zijn vader omdat hij met zijn eerste vrouw gemeenschap heeft, die kinderen heeft gebaard, zal hij van zijn vaders' huis verdreven worden.
  159. Als iemand, die slaven in zijn schoonvaders' huis gebracht heeft, en het geld daarvoor heeft betaald, een andere vrouw gaat zoeken, en tegen zijn schoonvader zegt: "Ik wil jouw dochter niet," mag de vrouws' vader alles houden wat hij heeft ingebracht.
  160. Als een man slaven in het huis van zijn schoonvader gebracht heeft, en de koopsom betaalt heeft voor zijn vrouw: als dan de vader van het meisje zegt: "Ik ga je mijn dochter niet geven," zal hij hem alles teruggeven wat de schoonzoon heeft meegenomen.
  161. Als een man slaven zijn schoonvaders' huis in brengt en de koopsom betaalt, als diens vriend hem dan belastert, en zijn schoonvader tegen de jonge echtgenoot zegt: "Jij zal niet mijn dochter huwen," dan zal hij hem onverminderd alles teruggeven wat hij heeft ingebracht; maar zijn vrouw zal de vriend niet trouwen.
  162. Als een man een vrouw trouwt, en zij geeft hem zonen; als deze vrouw dan sterft, dan zal haar vader geen claim hebben op haar huwelijksschat; deze komt haar zonen toe.
  163. Als een man een vrouw trouwt en zij hem geen zonen baart; als die vrouw dan sterft, als de koopsom die hij aan zijn schoonvader heeft betaald is terugbetaald, zal de man geen claim hebben op de huwelijksschat; die behoort haar vaders' huis toe.
  164. Als zijn schoonvader hem niet de koopsom terugbetaalt mag hij de koopsom van de huwelijksschat aftrekken, en de rest terugbetalen aan zijn schoonvaders' huis.
  165. Als een man aan 1 van zijn zonen die hij verkiest een veld geeft, een tuin, en een huis, en dit ook schriftelijk vastlegt: als later de vader overlijdt, en de broers de bezittingen verdelen, dan moeten zij hun broer eerst het geschenk van hun vader geven, en hij moet dat accepteren; en de rest van hun vaders' bezittingen moeten ze verdelen.
  166. Als een man vrouwen neemt voor zijn zoon, maar geen vrouw neemt voor zijn jongere zoon, en als de man dan overlijdt: als de zonen de bezittingen verdelen, zullen zij het bedrag reserveren dat gelijk is aan de koopsom voor een vrouw voor de jongere broer die nog geen vrouw huwde, en op die manier zeker stellen dat hij een vrouw heeft.
  167. Als een man een vrouw trouwt en zij hem kinderen baart: als die vrouw overlijdt en hij een andere vrouw trouwt en díe hem kinderen baart: als dan de vader overlijdt, dan zullen de zonen de nalatenschap niet verdelen in dezelfde verhouding als de delen van de moeders, zij zullen de erfenis van hun moeders uitsluitend op de volgende manier verdelen; het vaderlijke bezit zullen zij onder elkaar evenredig verdelen.
  168. Als een man zijn zoon het huis uit wil zetten, en voor de rechter verklaart: "Ik wil mijn zoon er uit zetten," dan zal de rechter zijn redenen onderzoeken. Als de zoon aan geen enkele fout schuldig is, waarvoor hij wettelijk uitgezet kan worden, zal de vader hem niet uit huis zetten.
  169. Als hij schuldig is aan een groffe fout, wat hem van rechtswege uit de vader-zoon relatie kan ontzetten, zal de vader hem de eerste keer vergeven; Maar als hij schuldig is aan een groffe fout voor de tweede maal mag de vader hem ontzetten van elke familiale relatie die er is.
  170. Als zijn vrouw een man zonen baart, of zijn dienstmeid heeft hem zonen gebaard, en de vader tijdens zijn leven tegen de kinderen van zijn dienstmeid zegt: "Mijn zonen," en hij stelt ze gelijk aan de zonen van zijn vrouw; al dan de vader overlijdt, dan zullen de zonen van de vrouw en de dienstmeid het vadergedeelte evenredig verdelen. De zoon van de vrouw mag alles verdelen en toewijzen.
  171. Als, echter, de vader tijdens zijn leven niet tegen de zonen van de dienstmeid gezegd heeft: "Mijn zonen," en de vader overlijdt, dan zullen de zonen van de dienstmeid niet delen met de zonen van de vrouw, maar de dienstmeid en al haar zonen zullen de vrijheid krijgen. De zonen van de vrouw hebben geen recht om de zonen van de dienstmeid tot slaaf te nemen; de vrouw zal haar huwelijksschat nemen, en de gift die haar man heeft gegeven en heeft toegezegd (apart van de huwelijksschat, of de koopsom die aan haar vader betaald is), en in het huis van haar man leven: zo lang als ze leeft zal ze het gebruiken, het zal niet voor geld verkocht worden. Wat ze nalaat zal allemaal voor haar kinderen zijn.
  172. Als haar man haar geen gift heeft toebedeeld, zal ze voor haar gift gecompenseerd worden, en ze zal een deel van de bezittingen van haar man krijgen, gelijk aan dat van een kind. Als haar zonen haar onderdrukken, om haar het huis uit te jagen, zal de rechter de zaak bestuderen, en als de zonen fout zijn zal de vrouw haar mans' huis niet verlaten. Als de vrouw het huis wíl verlaten, dan moet ze aan haar zonen de gift die haar man haar had moeten geven nalaten, maar ze mag wel de huwelijksschat van haar vaders' huis nemen. Dan mag ze trouwen met de man van haar hart.
  173. Als deze vrouw zonen baart bij haar tweede man, in de plaats waar ze naartoe ging, en dan overlijdt, zullen haar eerdere en latere zonen de huwelijksschat eerlijk verdelen.
  174. Als ze haar tweede man geen zonen baart, zullen de zonen van haar eerste huwelijk de huwelijksschat krijgen.
  175. Als een slaaf van de staat of van een bevrijde soldaat de dochter van een vrij man trouwt, en er worden kinderen geboren, heeft de meester van de slaaf niet het recht om de kinderen van de vrije man tot slaaf te maken.
  176. Als, echter, een staatsslaaf of de slaaf van een bevrijde man een mans' dochter trouwt, en na het huwelijk brengt ze een huwelijksschat mee van haar vaders' huis, als ze dan allebei gelukkig zijn en een huis vinden, en dezelfde doelstellingen hebben, als de slaaf dan overlijdt, dan mag zij die vrij geboren is haar huwelijksschat nemen, en alles wat haar man en zij verdiend hebben; zij zal het dan in twee delen verdelen, 1 helft zal de meester van de slaaf nemen, en de andere helft zal de vrouw nemen voor haar kinderen. Als de vrij geboren vrouw geen gift had zal ze alles wat zij en haar man verdiend hebben nemen en het in twee delen verdelen; en de meester van de slaaf zal een helft krijgen en ze zal de andere helft voor haar kinderen nemen.
  177. Als een weduwe, wiens kinderen niet volwassen zijn, een ander huis wil betreden, zal ze het niet binnen gaan zonder medeweten van de rechter. Als ze een ander huis binnen gaat zal de rechter de staat van het huis van haar eerste man onderzoeken. Dan zal het huis van haar eerste man toevertrouwd worden aan de tweede man en de vrouw zelf om te beheren. En dat moet schriftelijk vastgelegd worden. Ze zal het huis ordentelijk houden, de kinderen grootbrengen, en niet de revenuen van het huis verkopen. Hij die de revenuen van de kinderen van een weduwe koopt zal zijn geld verliezen, en de goederen zullen naar de eigenaars terug gebracht worden.
  178. Als een "toegewijde vrouw" of een prostituee aan wie haar vader een huwelijksschat en toezegging heeft gegeven, als in deze toezegging niet beschreven staat dat ze het mag weggeven aan wie ze maar wil, en niet expliciet is vermeld dat ze het van de hand mag doen; als dan de vader overlijdt, dan zullen haar broers haar veld en tuin krijgen, en zullen ze haar graan geven, olie, en melk gelijk aan haar wettelijke deel, en haar tevreden stellen. Als haar broers haar geen graan geven, geen olie, en geen melk gelijk aan haar deel, dan zullen haar veld en tuin haar onderhouden. Ze zal het vruchtgebruik krijgen van haar veld en haar tuin en alles dat haar vader gegeven heeft zo lang als ze leeft, maar ze kan het niet verkopen of aan anderen toezeggen. Haar erfenis behoort haar broers toe.
  179. Als een "zuster van een god," of een prostituee, een kado van haar vader krijgt, en een toezegging waarin uitdrukkelijk staat dat ze het van de hand mag doen zoals ze maar wil, en haar volledige kwijting daarvan geeft: als dan haar vader overlijdt, dan mag ze haar bezit overdragen aan wie ze maar wil. Haar broers kunnen er geen claim op doen.
  180. Als een vader een kado geeft aan zijn dochter - huwbaar of prostituee (onhuwbaar) - en dan overlijdt, dan zal zij een deel van het vaderlijke kapitaal krijgen, en het vruchtgebruik genieten zo lang ze leeft. Haar bezittingen behoren haar broers toe te komen.
  181. Als een vader een tempelmeid of tempelmaagd aan God opdraagt en haar geen kado geeft: als de vader dan overlijdt, zal ze een derde van een kindsdeel krijgen van de erfenis van haar vaders' huis, en het vruchtgebruik genieten zo lang ze leeft. Haar bezittingen behoren haar broers toe.
  182. Als een vader zijn dochter toewijst als een vrouw van Mardi van Babylon, en haar geen kado geeft, nóch een toezegging; als haar vader dan overlijdt, dan zal ze 1-derde van haar portie van haar vaders' huis van haar broers krijgen, maar Marduk mag haar bezit overdragen aan wie ze maar wil.
  183. Als een man de dochter van zijn vriendin een huwelijksschat geeft, en een echtgenoot, en een toezegging; als haar vader dan overlijdt, zal ze geen deel van de vaderlijke erfenis krijgen.
  184. Als een man de dochter van zijn vriendin geen huwelijksschat geeft, en geen echtgenoot; als dan haar vader overlijdt, zal haar broer haar een huwelijksschat geven die in proportie is tot haar vaders' gezondheid en een man voor haar zeker stellen.
  185. Als een man een kind adopteert met zijn naam als een zoon, en hem opleidt, kan deze zoon als hij volwassen is niet meer terug opgeëist worden.
  186. Als een man een zoon adopteert, en nadat hij hem genomen heeft hij zijn pleegmoeder en vader verwondt, dan zal deze geadopteerde zoon naar zijn vaders' huis worden teruggebracht.
  187. De zoon van een man-prostituee in dienst van het hof, of een prostituee (v), kan niet geclaimd worden.
  188. Als een werksman ervoor gekozen heeft een kind te adopteren en hem zijn vak te leren, kan deze niet teruggeëist worden.
  189. Als hij hem niet zijn vak geleerd heeft, mag deze geadopteerde zoon naar zijn vaders' huis terugkeren.
  190. Als een man een geadopteerd kind niet onderhoudt die hij als een zoon heeft aangenomen en opgevoed heeft met zijn eigen kinderen, mag deze geadopteerde zoon naar zijn vaders' huis terugkeren.
  191. Als een man, die een zoon heeft geadopteerd en heeft opgevoed, een huishouden gesticht heeft, en kinderen gekregen heeft, en zijn geadopteerde zoon er uit wil zetten, dan zal deze zoon niet zomaar weg gaan. Zijn adoptief-vader zal hem van zijn bezit 1-derde van een kindsdeel geven, en dan mag hij weg. Hij zal hem niet het veld geven, de tuin, en het huis.
  192. Als een zoon van een mannelijke of vrouwelijke prostituee tegen zijn adoptief vader of moeder zegt: "Jij bent niet mijn vader, of mijn moeder," zal zijn tong afgesneden worden.
  193. Als een zoon van een mannelijke of vrouwelijke prostituee zijn vaders huis wil hebben, en zijn adoptief vader en moeder verlaat, en naar zijn vaders' huis gaat, dan zal zijn oog uitgestoken worden.
  194. Als een man zijn kind aan een verpleegster geeft en die sterft in haar armen, maar de zuster zonder medeweten van de vader en de moeder ook een ander kind verzorgt, dan zullen ze haar veroordelen voor het verzorgen van een ander kind zonder hun medeweten en zullen haar borsten worden afgezet.
  195. Als een zoon zijn vader slaat, zullen zijn handen afgehakt worden.
  196. Als een man het oog van een andere man uitsteekt, zal ook zíjn oog worden uitgestoken.
  197. Als hij een andermans bot breekt, zal zijn bot ook gebroken worden.
  198. Als hij het oog uitsteekt van een bevrijde man, of een bot breekt van een bevrijde man, zal hij 1 mina goud betalen.
  199. Als hij het oog van een mans' slaaf uitsteekt, of een bot breekt van een mans' slaaf, zal hij de helft van diens waarde betalen.
  200. Als een man de tanden van een gelijkwaardige uit de mond slaat, zullen zijn tanden ook uit zijn mond geslagen worden.
  201. Als hij de tanden van een bevrijde man uit de mond slaat, zal hij 1-derde van een mina goud betalen.
  202. Als iemand het lichaam van een man slaat met een hogere rang, zal hij in het openbaar 60 slagen met een ossenzweep krijgen.
  203. Als een vrij geboren man het lichaam van een andere vrij geboren man slaat of van iemand van gelijke rang, zal hij 1 mina goud betalen.
  204. Als een bevrijde man het lichaam slaat van een andere bevrijde man, zal hij hem 10 shekels geld betalen.
  205. Als de slaaf van een vrij man het lichaam van een vrij man slaat, zal zijn oor afgesneden worden.
  206. Als tijdens een gevecht een man een ander slaat en hem verwondt, dan zal hij zweren, "Ik verwondde hem niet opzettelijk," en de dokter betalen.
  207. Als de man aan zijn verwonding overlijdt, zal hij hetzelfde zweren, en als hij (de overledene) als vij man geboren is, zal hij een halve mina in geld betalen.
  208. Als hij een bevrijde man was, zal hij 1-derde van een mina betalen.
  209. Als een man een vrij geboren vrouw slaat zó dat ze haar ongeboren kind verliest, zal hij 10 shekels voor haar verlies betalen.
  210. Als de vrouw overlijdt, zal zijn dochter ter dood worden gebracht.
  211. Als een vrouw van de vrije klasse haar kind door een klap verliest, zal hij 5 shekels in geld betalen.
  212. Als deze vrouw overlijdt, zal hij een halve mina betalen.
  213. Als hij de dienstmeid van een man slaat, en zij haar kind verliest, zal hij twee shekels in geld betalen.
  214. Als deze dienstmeid overlijdt, zal hij 1-derde van een mina betalen.
  215. Als een dokter een grote incisie maakt en het geneest, of als hij een tumor open maakt (boven het oog) met een operatiemes, en het oog redt, zal hij 10 shekels in geld krijgen.
  216. Als de patient een bevrijde man is, krijgt hij 5 shekels.
  217. Als hij de slaaf van iemand is, zal zijn eigenaar de dokter twee shekels geven.
  218. Als een dokter een grote incisie met een operatiemes maakt, en hem dood maakt, of een tumor opent met het operatiemes, en het oog er uit snijdt, zullen zijn handen afgehakt worden.
  219. Als een dokter een grote incisie maakt in de slaaf van een bevrijd man, en hem doodt, zal hij de slaaf voor een andere slaaf vervangen.
  220. Als hij een tumor heeft geopend met het operatiemes, en zijn oog eruit gehaald heeft, zal hij de helft van diens waarde betalen.
  221. Als een dokter het gebroken bot of een ziek zacht gedeelte van een man geneest, zal de patient de dokter 5 shekels in geld betalen.
  222. Als hij een bevrijde man was zal hij hem 3 shekels betalen.
  223. Als hij een slaaf was zal zijn eigenaar de dokter twee shekels betalen.
  224. Als een dierenarts een lastige operatie op een ezel of een os uitvoert, en het geneest, zal de eigenaar de chirurg 1-zesde van een shekel als loon betalen.
  225. Als hij een lastige operatie op een ezel of een os uitvoert, en het doodt, zal hij de eigenaar 1-vierde deel van zijn waarde betalen.
  226. Als een kapper, zonder medeweten van zijn meester, het teken van een (verkoopbare) slaaf snijdt op een slaaf die niet verkocht mag worden, dan zullen de handen van de kapper afgeknipt worden.
  227. Als iemand een kapper bedriegt, en hem een slaaf laat markeren als verkoopbaar die niet verkoopbaar is, zal hij ter dood worden gebracht, en verbrand worden in zijn huis. De kapper zal zweren: "Ik heb hem niet opzettelijk gemarkeerd," en zal schuldvrij zijn.
  228. Als een bouwer een huis bouwt voor iemand en het afmaakt, zal hij hem twee shekels aan loon geven voor elke sar opppervlakte.
  229. Als een bouwer een huis voor iemand bouwt, en het niet naar behoren doet, en het huis dat hij gebouwd heeft stort in en de eigenaar wordt daarbij gedood, dan zal de bouwer ter dood worden gebracht.
  230. Als het de zoon van de eigenaar doodt dan zal de zoon van de bouwer ter dood worden gebracht.
  231. Als het een slaaf van de eigenaar doodt, dan zal hij een slaaf voor elke slaaf terugbetalen aan de eigenaar.
  232. Als het goederen verwoest, zal hij een compensatie geven voor alles dat kapot is, en voor zover hij het huis niet naar behoren gebouwd heeft en het instortte, zal hij het hele huis herstellen uit zijn eigen middelen.
  233. Als een bouwer een huis voor iemand bouwt, zelfs als hij het nog niet af heeft; als de muren dan wankel lijken, moet de bouwer de muren stevig maken uit zijn eigen middelen.
  234. Als een scheepsbouwer een boot van 60 gur voor een man bouwt, zal hij hem twee shekels loon in geld betalen.
  235. Als een scheepsbouwer een boot voor iemand bouwt, en het niet waterdicht maakt, als gedurende datzelfde jaar de boot moet uitvaren en lek gaat, moet de scheepsbouwer de boot uit het water halen en op eigen kosten repareren en waterdicht maken. De waterdichte boot zal hij dan aan de booteigenaar geven.
  236. Als een man zijn boot aan een zeeman verhuurt, en de zeeman is onvoorzichtig, en de boot zinkt of loopt vast, zal de zeeman de eigenaar van de boot een andere boot ter compensatie geven.
  237. Als een man een zeeman en zijn boot huurt, en het met graan vult, kleding, olie en dadels, en soortgelijke zaken om het verder te vullen: als de zeeman onvoorzichtig is, de boot vergaat, en de inhoud wordt verwoest, dan zal de zeeman compenseren voor de vergane boot en alles dat er in zat wat ook verwoest is.
  238. Als een zeeman een schip verwoest, maar het bergt, zal hij de helft van de waarde in geld betalen.
  239. Als een man een zeeman huurt, zal hij hem 6 gur graan per jaar betalen.
  240. Als een koopman tegen een veerboot botst, en het verwoest, zal de meester van het schip dat verwoest is gerechtigheid zoeken voor God; de meester van de koopman, die de veerboot verwoest heeft, moet de eigenaar compenseren voor de boot en alles dat verwoest is.
  241. Als iemand een os afgebeuld heeft met zware arbeid, zal hij 1-derde van een mina in geld betalen.
  242. Als iemand een os voor 1 jaar huurt, zal hij 4 gur graan voor ploeg-ossen betalen.
  243. Als huur voor kudde-vee zal hij 3 gur graan aan de eigenaar betalen.
  244. Als iemand een os of een ezel huurt, en een leeuw doodt het in het veld, dan is het verlies voor de eigenaar.
  245. Als iemand een os huurt, en het dier doodt door mishandeling of klappen, zal hij de eigenaar compenseren, een os voor een os.
  246. Als iemand een os huurt, en hij breekt zijn been of snijdt de nekpees door, zal hij de eigenaar compenseren met een os voor een os.
  247. Als iemand een os huurt, en zijn oog uitsteekt, zal hij de eigenaar de helft van de waarde betalen.
  248. als iemand een os huurt, een een hoorn breekt, of zijn staart afhakt, of zijn snuit verwondt, zal hij 1-vierde van de waarde in geld betalen.
  249. Als iemand een os huurt, En God het neerslaat (bliksem?) zodat het sterft, zal de man die het gehuurd heeft zweren tegen God en schuldvrij zijn.
  250. Als, terwijl een os voorbij loopt over de straat (markt) iemand het dier duwt, en het dier doodt hem, kan er geen claim ingediend worden tegen de eigenaar.
  251. Als een os agressief is, en ook agressief gedrag heeft laten zien, en de eigenaar zijn horens niet inbindt, of de os vastzet, en de os een vrij geboren man doorboort en doodt, zal de eigenaar een halve mina in geld betalen.
  252. Als het een mans' slaaf doodt, zal hij 1-derde van een mina betalen.
  253. Als iemand met een ander overeen komt om zijn veld te gaan bewerken, hem zaad geeft, een span ossen aan hem toevertrouwt, en hem opdraagt het veld te cultiveren, als hij het graan of de planten steelt, en voor hemzelf houdt, zullen zijn handen afgehakt worden.
  254. Als hij het zaaigoed voor zichzelf houdt, en het ossenspan niet gebruikt, zal hij hem compenseren voor de totale hoeveelheid van het zaaigoed.
  255. Als hij het span ossen doorverhuurt of het zaaigoed steelt, en niets in het veld plant, zal hij worden veroordeeld, en voor elke 100 gan zal hij 60 gur graan betalen.
  256. Als zijn gemeenschap niet voor hem wil betalen, dan zal hij met het vee in het veld aan het werk gezet worden.
  257. Als iemand een veldarbeider huurt, zal hij hem 8 gur graan per jaar betalen.
  258. Als iemand een ossenmenner huurt, zal hij hem 6 gur graan per jaar betalen.
  259. Als iemand een water-rad van het veld steelt, zal hij 5 shekels in geld aan de eigenaar betalen.
  260. Als iemand een shadduf of een ploeg steelt, zal hij drie shekels in geld betalen.
  261. Als iemand een herder voor vee of schapen huurt, zal hij hem 8 gur graan per jaar betalen.
  262. Als iemand, een koe of een schaap ...
  263. Als hij het vee of de schapen doodt die aan hem gegeven zijn, zal hij de eigenaar met vee voor vee en schaap voor schaap vergoeden.
  264. Als een herder, aan wie vee of schapen in bewaring gegeven zijn om er op te passen, en zijn beloning gekregen heeft zoals was overeengekomen, en tevreden is, het aantal vee of schapen vermindert, of minder laat worden door minder geboortes, zal hij het verschil goed maken voor het bedrag dat overeengekomen is in de huurovereenkomst.
  265. Als een herder, onder wiens hoede vee of schapen zijn toevertrouwd, schuldig aan fraude is en niet alle nieuwgeboortes terugbrengt, of ze voor geld verkoopt, dan zal hij veroordeeld worden en de eigenaar het tienvoudige vergoeden.
  266. Als het dier door God in de stal wordt gedood, of als een leeuw het doodt, zal de herder zijn onschuld voor God verkondigen, en de eigenaar draagt het verlies van het ongeluk in de stal.
  267. Als de herder iets over het hoofd gezien heeft, en er gebeurt een ongeluk in de stal, dan is de herder schuldig aan het ongeluk dat hij in de stal heeft veroorzaakt, en moet hij de eigenaar voor het vee of de schapen compenseren.
  268. Als iemand een os huurt voor het pletten, is het huurbedrag 20 ka graan.
  269. Als hij een ezel huurt om te pletten, is het huurbedrag 20 ka graan.
  270. Als hij een jong dier voor het pletten huurt, is de huur 10 ka graan.
  271. Als iemand een os huurt, en kar en een koetsier, zal hij 180 ka graan per dag betalen.
  272. Als iemand alleen een kar huurt, zal hij 40 ka graan per dag betalen.
  273. Als iemand een dagloner huurt, Zal hij hem vanaf het nieuwe jaar tot de 5e maand (van april tot augustus als de dagen lang zijn) 6 gerahs in geld per dag betalen; vanaf de 6e maand tot het einde van het jaar zal hij hem 5 gerahs in geld per dag betalen.
  274. Als iemand een volleerd vakman inhuurt, zal hij betalen als loon voor de ... 5 gerahs, als loon van de pottenbakker 5 gerahs, van een kleermaker 5 gerahs, van ... gerahs, ... of van een touwenmaker 4 gerahs, of ... gerahs, of een stenenbakker ... gerahs per dag.
  275. Als iemand een veerboot huurt, zal hij 3 gerahs in geld per dag betalen.
  276. als hij een vrachtboot huurt, zal hij 2 en een halve gerahs in geld per dag betalen.
  277. Als iemand een schip van 60 gur huurt, zal hij 1 zesde deel van een shekel in geld als huur betalen.
  278. Als iemand een mannelijke of vrouwelijke slaaf koopt, en voordat een maand voorbij is ontwikkelt zich in de slaaf de benu-ziekte, zal hij de slaaf aan de verkoper terugbrengen, en het geld dat hij betaalt heeft van hem ontvangen.
  279. Als iemand een mannelijke of vouwelijke slaaf koopt, en een derde claimt het, is de verkoper verantwoordelijk voor het geclaimde.
  280. Als, terwijl in een ander land een man een mannelijke of vrouwelijke slaaf koopt die van iemand anders van zijn eigen land is; als wanneer hij terugkomt de eigenaar van de slaaf het herkent: als de mannelijke of vrouwelijke slaaf een autochtoon is, zal hij het teruggeven zonder geld.
  281. Als ze van verschillende landen zijn, zal de koper het betaalde bedrag voor God verklaren, en zal de eigenaar van de slaaf dat aan de koper vergoeden, en de slaaf terugkopen.
  282. Als een slaaf tegen zijn meester zegt: "Jij bent niet mijn meester," als zij hem veroordelen zal zijn meester zijn oor afsnijden.

Epiloog:

Wetten van rechtvaardigheid welke door Hammurabi, de wijze koning, zijn vastgelegd. Een rechtschapen wet, en godenvrezend statuut, leerde hij aan het land. Hammurabi, de beschermende koning ben ik. Ik heb mijzelf niet verwijderd van de mensen, die Bel mij gaf, de heerschappij over diegenen die Marduk mij gaf, Ik liet het niet verwaarlozen, maar maakte het tot een vredevolle en standvastige plaats. Ik overwon alle grote problemen, Ik liet het licht op hen schijnen. Met de machtige wapens die Zamama en Ishtar aan mij toevertrouwden, met het scherpe inzicht waarmee Ea mij uitrustte, met de wijsheid die Marduk mij gaf, heb Ik de vijand boven en onder ons ontworteld, de grond onder controle gebracht, rijkdom aan het land gebracht, veiligheid aan de inwoners in hun huizen gegarandeerd; een verstoorder was niet toegestaan. De grote goden hebben me geroepen, Ik ben de verlossing-dragende herder, wiens staf kaarsrecht is, de goede schaduw die verspreid is over mijn stad; op mijn borst koester ik de inwoners van het land van Sumer en Akkad; in mijn schuilplaats heb ik ze in vrede op krachten laten komen; in mijn diepe wijsheid heb ik ze in mijn hart ingesloten. Dat de sterken de zwakkeren niet zullen schaden, voor de bescherming van de weduwen en de wezen, heb Ik in Babylon de stad waar Anu en Bel hun hoofd hoog doen oprijzen, in E-Sagil, de tempel, wiens funderingen zo vast staan als hemel en aarde, omwille van de rechtvaardigheid in het land, om alle disputen te beslechten, en alle wonden te helen, deze waardevolle en geheel mijn eigen woorden geschreven op mijn gedenksteen, ten behoeve van mijn eigen reputatie, als koning van rechtschapenheid.
 De koning die regeert over de koningen van de steden ben Ik. Mijn woorden worden wel overwogen; er is geen wijsheid die de mijne haalt. Laat door het bevel van Shamash, de grote rechter van hemel en aarde, rechtvaardigheid door het land reizen: zoals bevolen door Marduk, mijn heer, laat geen vernietiging mijn monument ten deel vallen. In E-Sagil, waarvan ik hou, laat mijn naam daar altijd herhaald worden; laat de onderdrukten, die een wettelijk probleem hebben, tot mij komen als koning van de rechtvaardigheid en mijn steen aanschouwen; laat hem dan de inscriptie lezen, en mijn waardevolle woorden begrijpen: de inscriptie zal zijn zaak aan hem verklaren; hij zal ontdekken wat rechtvaardig is, en zijn hart zal blij zijn, zodat hij zal zeggen:
 "Hammurabi is een heerser, die een vader is voor zijn onderdanen, die de woorden van Marduk respecteert, die de overwinning heeft bereikt voor Marduk over het noorden en het zuiden, die het hart van Marduk verblijdt, zijn heer, die eeuwigdurende voordelen voor zijn onderdanen heeft bewerkstelligd, en orde in het land heeft gevestigd."
 Wanneer hij de regel leest, laat hem dan met volle overgave bidden tot Marduk, mijn heer, en Zarpanit, mijn dame; en dan zullen de beschermende heiligen en goden, die regelmatig E-Sagil bezoeken, glansrijk de wensen toekennen, die dagelijks gepresenteerd zullen worden door Marduk, mijn heer, en Zarpanit, mijn dame.
 In de toekomst, door alle komende generaties heen, laat de koning, wie dat ook moge wezen, de wetten van rechtschapenheid lezen die ik op mijn monument heb geschreven; laat hem de wetten van het land die ik verkondigd heb niet wijzigen, de voorschriften die ik heb toegepast; laat hij mijn monument niet beschadigen. Als een dergelijke heerser wijsheid heeft, en in staat zal zijn de orde in zijn land te bewaren, laat hem dan de woorden aanschouwen die ik geschreven heb in mijn inscriptie; de regel, statuut, en wet van het land welke door mij gegeven is; de beslissingen die ik genomen heb zullen deze inscripties hem laten zien; laat hem gelijkwijs over zijn onderdanen heersen, recht spreken tot hen, de juiste beslissingen nemen, de misdoeners en criminelen uit het land verjagen, en rijkdom aan zijn onderdanen brengen.
 Hammurabi, de koning van rechtschapenheid, aan wie Shamash het recht openbaarde, ben Ik. Mijn woorden zijn wel overwogen; mijn daden niet geëvenaard; omlaag brengen die eens heel hoog stonden; de trotsen nederig maken, om ongehoorzaamheid uit te bannen. Als een opvolger mijn woorden in overweging neemt, welke ik in mijn inscriptie geschreven heb, laat hij mijn wet niet annuleren, nóch mijn woorden verdraaien, nóch mijn monument veranderen, moge dan Shamash zijn heerschappij verlengen, omdat hij hetzelfde als ik heb, de koning van de rechtvaardigheid, dat hij moge regeren in rechtvaardigheid over zijn onderdanen.

Als deze heerser mijn woorden niet repecteert, welke ik in mijn inscriptie heb geschreven, als hij mijn wetten verafschuwt, en de vloek van God niet vreest, als hij de wet die ik gegeven heb vernietigt, mijn woorden corrumpeert, mijn monument verandert, mijn naam uitwist, zijn naam daarvoor in de plaats zet, of iemand anders toestemming geeft dat te doen, zal die man, koning of heerser, patesi, of burger, maakt niet uit wat hij is:

  • Moge de grote God (Anu), de vader van de goden, die de opdracht gegeven heeft voor mijn wet, die persoon verwijderen uit de glorie van het koningsschap, zijn scepter breken, zijn toekomst vervloeken.
  • Moge Bel, de heer, die het lot bepaalt, wiens bevel niet kan worden veranderd, die mijn koninkrijk groot gemaakt heeft, een opstand bevelen die zijn eigen hand niet meer kan bedwingen; moge hij de wind van de revolutie in zijn rijk laten waaien, moge hij verordenen dat de jaren van zijn heerschappij in geknars zullen zijn, jaren van tekorten, jaren van verhongering, donkerte zonder licht, de dood met ziende ogen zijn lot zijn; moge hij (Bel) met zijn krachtige mond de verwoesting van zijn stad bevelen, de versplintering van zijn onderdanen, het afsnijden van zijn heerschappij, zijn naam verwijderen en ook uit het geheugen van zijn land.
  • Moge Belit, de grote Moeder, wiens bevel krachtig is in E-kur, de meesteres, die grote aandacht aan mijn voorstellen schenkt, in de zetel van rechtsspraak en beslissing (waar Bel het lot bepaalt), zijn daden afwijzen tegenover Bel en de slachting van zijn land bewerkstelligen, de vernietiging van zijn onderdanen, het uitstromen van zijn leven als water in de mond van Bel.
  • Moge Ea, de grote heerser, diens lotbeschikkingen uit gaan komen, de denker van de goden, de alwetende, die de dagen van mijn leven lang moge maken, begrip en wijsheid bij hem weghalen, hem alles doen vergeten, de rivieren bij de bronnen doen opdrogen, en graan en ander voedsel voor mensen niet toestaan op zijn land te groeien.
  • Moge Shamash, de grote rechter van hemel en aarde, die alle vormen van leven ondersteunt, heer van levensmoed, zijn domein vergruizelen, zijn wet afschaffen, zijn gebruiken vernietigen, het marcheren van zijn troepen nutteloos maken, hem voortekenen sturen van het ontwortelen van de funderingen van zijn troon en van de vernietiging van zijn land. Moge de veroordeling van Shamash hem onmiddellijk onderwerpen; moge hij in de bovenwereld tussen de levenden voortdurend water te kort komen, en zijn ziel in de onderwereld eveneens.
  • Moge Sin, de heer van de hemel, de goddellijke vader, wiens sikkel licht geeft onder de goden, zijn kroon en regententroon van hem weghalen; moge hij hem met zware schulden belasten, ernstig in verval doen geraken, dat niets meer lager is dan hij. Moge hij hem verdoemd maken, dagen, maanden en jaren van overheersing met gejammer en in tranen, de last van de overheersing verzwaren, een leven dat gelijk aan dood zijn is.
  • Moge Adad, de heer van vruchtvolheid, heerser van hemel en aarde, mijn helper, regen uit de hemel én de vloed van water uit de bronnen voor hem weghouden, zijn land vernietigen door verhongering en hunkering; moge hij machtig over zijn stad razen, en van zijn land slechts nog enkele heuvels achterlaten.
  • Moge Zamama, de grote krijger, de eerstegeboren zoon van E-kur, die aan mijn rechterhand met mij mee gaat, zijn wapens op het slagveld laten kletteren, de dag in nacht voor hem veranderen, en zijn vijand over hem laten triomferen.
  • Moge Ishtar, de godin van strijd en oorlog, die mijn wapens vleugels geeft, mijn gracieuze beschermende geest, die van mijn heerschappij houdt, zijn koninkrijk in haar boze hart vervloeken; in haar grote wraaklust, zijn goedheid in slechtheid omzetten, en zijn wapens verpletteren op de plek van strijd en oorlog. Moge zij onrust en opstandigheid voor hem ontplooien, zijn strijders neerslaan, dat de aarde hun bloed moge drinken, en bergen met lijken van zijn strijders op het veld opwerpen; moge ze hem geen leven van vergeving schenken, hem uitleveren in de handen van zijn vijanden, en hem in het land van zijn vijanden gevangen zetten.
  • Moge Nergal, de machtige onder de goden, wiens inhoud onweerstaanbaar is, die mij de overwinning heeft gegund, in zijn grote macht zijn onderdanen als een verdorde riethalm verbranden, zijn ledematen afhakken met zijn machtige wapens, en hem vergruizelen als een stenen beeld.
  • Moge Nin-tu, de sublieme meesteres van de landerijen, de fruitvolle moeder, hem een zoon weigeren, hem geen naam gunnen, hem geen opvolger onder de mensen geven.
  • Moge Nin-karak, de dochter van Anu, die mij heiligheid toekende, er voor zorgen dat zijn kameraden in E-kur hoge koorts krijgen, verschrikkelijke wonden die niet genezen kunnen worden, welke de arts niet begrijpen kan, die hij niet behandelen kan met een lotion, welke, zoals de beet des doods, niet verwijderd kunnen worden, totdat zij zijn leven uit zijn lichaam hebben weggezogen.
  • Moge hij lijden onder het verliezen van zijn levenskracht, en moge de grote goden van hemel en aarde, de Anunnaki, allemaal tesamen een vloek op de leer van zijn tempels laten rusten, op de muren van zijn E-barra, op zijn heerschappij, zijn land, zijn strijders, zijn onderdanen, en zijn troepen. Moge Bel hem vervloeken met de machtige vloeken van zijn mond die niet gewijzigd kunnen worden, en moge dat dan ook onmiddellijk plaatsvinden.
 

Sociale (en andere) dingen: