Gedetailleerde informatie (di)

Diadochen

Generaals van Alexander de Grote, die na zijn dood in onderlinge strijd het rijk verdeelden. De rijken werden daarna ook wel de diadochenrijken genoemd.

Didyma

Ook wel: Brachidae. Een orakelplaats in Milete, Klein-Azie (tegenwoordig Turkije), daterende uit de 8e eeuw v.C., gewijd aan Apollo. Het is nooit een stad geweest maar een heiligdom dat alleen door priesters betreden mocht worden. Priesteressen kwamen vanuit Delfi naar deze plaats, alwaar ze na een periode van enkele dagen vasten geestverruimende en hallucinerende middelen tot zich namen waardoor ze in trance geraakten en vreemdsoortige geluiden voortbrachten, die dan weer door de priesters aldaar werden geïnterpreteerd tot een orakel. De tempel van Apollo dateert uit ca. 300 v.C., en was voltooid na een bouwperiode van ongeveer 500 jaar. Nu nog zijn de resten te bezichtigen, waaronder een stenen hoofd, dat Medusa voorstelt.

Dilbat

Het moderne Tell ed-Duleim of Tell al-Deylam, Irak. Dilbat was een oude Sumerische stad ten zuidoosten van Babylon op de oostoever van de westelijke eufraat in het tegenwoordige Al-Qadisiyyah, Irak. De ziggurat E-ibe-Anu, gewijd aan de godin Urash, lag in het midden van de stad en wordt genoemd in het Gilgamesh epos.
Het is gesticht in de vroege Sumerische Dynastie-II periode, rond 2700 v.C. Tot in de vroege Islamitische tijd bleef het bewoond. Het was een agrarische stad die gelegen was aan het Arahtum kanaal.
We zien hier twee bergen, een kleine in het westen met overblijfselen uit het eerste millennium v.C. en de vroeg-Islamitische periode en grote berg, ongeveer 500 meter in het vierkant, met overblijfselen uit het eerste tot het derde millennium v.C. Er zijn diverse spijkerschrift tabletten gevonden, vooral uit de neo-Babylonische periode. Ondanks dat er maar weinig is opgegraven verder, zien we diverse kleitabletten op zwarte markten verschijnen als gevolg van illegale opgravingen.

Diluvium

Beter bekend als "vloed". Deel van het Pleistoceen; een door W.Buckland in 1823 bedachte en vrijwel in onbruik geraakte naam voor tijdens de laatste ijstijd gevormde afzettingen (zand, grind, leem). Echter: De Engelse geoloog Charles Lyell, 1797—1875, verklaarde de aanwezigheid van zwerfblokken als het gevolg van smeltende ijsbergen uit de tijd van de zondvloed. Deze opvatting is geheel verlaten, maar de naam diluvium bleef over voornamelijk voor de toen gevormde grondsoorten, zand, keileem, Limburgse klei. De geologen spreken tegenwoordig van het pleistoceen en zij noemen het alluvium, de later gevormde grondsoorten, holoceen. In Nederland overheerst het diluvium in Noord Brabant en Limburg, het oosten van Utrecht, de Veluwe en de Achterhoek, Salland en Twente, Drente, Z.O. Friesland, Westerwolde, de Hondsrug; verder op Wieringen, Urk en Texel. Verder ook ruggen van zand in 't Westerkwartier, 't Wold en 't Oldambt. Het Zuidelijk diluvium is aangevoerd door Maas en Rijn; het Noordelijk diluvium door de gletschers van de IJstijd, die ook stenen en grint meevoerden. Het Noordelijk diluvium heeft hoekige stenen, grote en kleine, want die zijn niet door 't water voortgerold. Zie zand. Van de Nederlandse grond is 2/5 diluvium. Meer algemeen is diluvium een term in de geologie voor oppervlakkige afzettingen gevormd door vloedachtige overstromingen van water, en dus in tegenstelling tot alluvium of alluviale afzettingen langzaam en gestaag gevormd. De term wordt vaak gebruikt voor de afzettingen van keileem, vermoedelijk veroorzaakt door de zondvloed van Noach, zoals vermeld in de bijbel. Tevens wordt in veel Sumerische geschriften verwezen naar een vloed, die we eveneens diluvium noemen. Aan het einde van de 20e eeuw stelde de Russische geoloog Alexei Rudoy de term "diluvium" voor voor de beschrijving van afzettingen die zijn ontstaan ​​als gevolg van catastrofale uitbarstingen van gigantische, door gletsjers afgedamde Pleistocene meren in intermontane bekkens van de Altai. De grootste van deze meren - Chuya en Kuray, had een watervolume van honderden kubieke kilometers, en hun afvoer in piekstroomsnelheid overschreed de maximale snelheden van het bekende Pleistoceen Lake Missoula in Noord-Amerika. De term "diluvium" in de betekenis van A.N. Rudoy is geaccepteerd geworden, en het proces van diluviale morfolithogenese is te vinden in moderne leerboeken. Bijna alle lage gedeelttes tussen de bergen in Zuid-Siberië en Noord-Mongolië waren tijdens de Pleistoceen-ijstijden het toneel van met gletsjers afgedamde meren. Klimaatveranderingen en hydrostatische veranderingen van de ijsdammen werden gevolgd door herhaalde vullingen en uitstromingen van de bekkenmeren. De grootste van de meren (de meren van Chuya, Kuray, Uymon, Darkhat en andere) bereikten volumes tot honderden kubieke kilometers, terwijl de overstromingen miljoenen kubieke meters per seconde bereikten. Deze overstromingen veranderden de afwateringsvalleien en bouwden herhaaldelijk nieuwe sedimentafzettingen op. De laatste datering bewijst het optreden van grootschalige overstromingen in de valleien van de Chuya en de Katun-rivier in de periode tussen 23.000 en 7.000 jaar geleden. In die periode waren er minstens vijf grootschalige overstromingen. Enorme watermassa's werden gelijktijdig en herhaaldelijk afgevoerd naar het zuiden van West-Siberië. Het totale watervolume uit de Altai-bekkens bereikte slechts 10.000 kubieke kilometer. Met enige regelmaat waren alle stroomgebieden van Zuid-Siberië in staat om ongeveer 60.000 kubieke kilometer overstromingswater naar het noorden af ​​te voeren.

Diodorus Sicculus (Diodoros)

Grieks historicus. Leefde tijdens Caesar en Augustus te Rome. Schreef in 30 jaar algemene geschiedenis: Bibliotheca Historica in 40 delen.

Diogenes Laërtius

Diogenes Laërtius, inwoner van Laerte in Cilicië, was een biograaf van oude Griekse filosofen. Zijn "Leven van de filosofen" (Philosophoi Biol) in tien boeken, bestaat nog steeds en is een belangrijke bron van informatie over de ontwikkeling van de Griekse filosofie. De periode waarin hij leefde is niet precies bekend, maar het wordt verondersteld tijdens de regeerperiode van Septimius Severus en Caracalla te zijn geweest. Vanwege zijn lange en tamelijk sympathieke verhandeling over Epicurus denken sommigen dat Diogenes tot de School der Epicureanen behoorde, maar dit is niet duidelijk. Hij spreekt zijn bewondering uit voor vele filosofen, maar zijn eigen mening hierover wordt niet vermeld.
Hij verdeelt de Griekse filosofen in twee klassen: die van de Ionische en die van de Italiaanse school. De eerste verbindt hij aan Anaximandros, de tweede aan Pythagoras. Na Socrates verdeelt hij de Ionische filosofen in drie takken: (a) Plato en de academici neerwaarts tot Kleitomachos; (b) de cynici, tot Chrysippos; (c) Aristoteles en Theophrastus. De serie van de Italiaanse filosofen bestaat, na Pythagoras, uit de volgende behandelingen: Telanges, Xenophanes, Parmenides en Zeno van Elea, Leucippus, Democritus en anderen tot Epicurus. De eerste zeven boeken zijn gewijd aan de Ionische filosofen; de laatste drie behandelen de Italiaanse school.
Het werk van Diogenes is een ruwe bijdrage aan de geschiedenis van de filosofie. Het bevat een korte uiteenzetting van het leven, de leerstellingen en de uitspraken van de meeste personen die geroepen filosofen zijn en hoewel de auteur is beperkt in zijn filosofische capaciteiten en de beoordeling van de verschillende scholen, is het boek waardevol als een verzameling van feiten, die we uit andere bronnen niet hadden kunnen leren. Het is een soort pot-pourri over dit onderwerp. Diogenes heeft ook voorbeelden opgenomen van zijn eigen kwalitatief-twijfelachtige poëzie over de filosofen die hij in zijn werk bespreekt.
Wat de integriteit (waarheidsgetrouwheid) van Diogenes betreft: vooral wanneer Diogenes grappige of beschamende verhalen vertelt over het leven en de dood van verschillende filosofen (verhalen die moeten dienen als "passende illustraties van hun denken") moet de lezer voorzichtig zijn. Het artikel over Epicurus is echter vrij waardevol, omdat het een aantal originele brieven van deze filosoof bevat, die bestaan uit een overzicht van wat voor een levensgenieter Epicurus in werkelijkheid was.

Diomedes

Zoon van Tydeaus, de Aetolische heros, één van de "zeven tegen Thebe". Diomedes was de bevelhebber van 80 oorlogsschepen en 1 van de meest gerespecteerde leiders in de Trojaanse oorlog. Hij is geroemd om zijn handelingen zoals het verwonden van Aphrodite en het doden van Rhesus en diens Thraciërs. Hij veroverde tevens het Palladium (geheim beeld van de godin Pallas Athene, dat Troje beschermde). Na zijn terugkomst in Griekenland kwam hij erachter dat zijn vrouw hem ontrouw is geweest (straf van Aphrodite) en dat zijn claim de koning van Argos te worden, op de tocht stond. Hij moest vluchten voor zijn leven en zeilde naar Italië waar hij Argyripa stichtte in Apulia (later Arpi genoemd). Hij werd als held vereerd in Argos en Metapontum. Volgens Romeinse bronnen werden zijn kameraden door Aphrodite in vogels veranderd en waren zij vijandig tegen iedereen behalve Grieken. Ze leefden op de eilanden tegenover Apulia.

Dionysus

Dionysus was de god van de vruchtbaarheid en de wijn, later werd hij beschouwd als een beschermheer van de kunsten. Hij promootte het drinken van wijn en verspreidde de kunst van de wijnbouw. Hij had een tweeledig karakter: aan de ene kant bracht hij vreugde en goddelijke ecstase, anderzijds kon hij zich uiten in wrede en verblindende woede, wellicht als gevolg van de wijn. Dionysus en zijn volgelingen zouden niet met boeien gebonden kunnen worden.
Dionysus was een zoon van Zeus en Semele en hij was de enige god met een sterfelijke ouder. Zeus ging naar Semele in de nacht, onzichtbaar voor mensenogen, maar Semele voelde een goddelijke aanwezigheid. Semele was blij door een god gekozen te zijn, hoewel ze nog niet wist welke. Het ging echter als een lopend vuurtje in de rondte en Hera vennam wie hiervoor verantwoordelijk was. Toen Zeus Semele opnieuw bezocht, deed ze hem beloven haar een wens te laten doen. Ze liet Zeus zweren op de rivier Styx dat hij haar zijn ware gedaante zou tonen en gebonden aan zijn eed, had hij geen andere keuze. Hij verscheen in zijn ware gedaante en Semele werd door de aanblik van zijn heerlijkheid volledig verbrand. Zeus slaagde erin om de nog ongeboren Dionysus in zijn dij te verstoppen totdat hij volgroeid genoeg was om geboren te worden. Deze geboorte maakte Dyonisus onsterfelijk.
Hera, stikjaloers door Zeus' ontrouw en het feit dat Dionysus nog leefde, arrangeerde dat de Titanen het kind zouden gaan trachten te doden. De Titanen scheurden hem in stukken echter: Rhea bracht hem terug tot leven. Na dit, trof Zeus diverse voorbereidingen ter bescherming van Dyonisus en gaf hem aan de nimfen. Dionysus zou zijn cultus wijd over de aarde verspreiden. Hij werd vergezeld door de Maenaden, wilde vrouwen, overgoten met wijn. Terwijl andere goden tempels hadden waar ze werden aanbeden, aanbaden de volgelingen van Dionysus hem in het bos. In een staat van extase en waanzin, scheurden ze wilde dieren uitelkaar en aten ze rauw op, aldus de overleveringen.
Dionysus was ook een van de zeer weinigen die in staat was om dode personen uit de onderwereld te halen. Hoewel hij Semele nooit heeft gezien, had hij met haar te doen. Uiteindelijk, reisde hij de onderwereld in om haar te vinden. Hij bracht haar tenslotte weer terug naar de berg Olympus.
Dionysus werd één van de belangrijkste goden in het dagelijks leven en werd geassocieerd met verschillende sleutelconcepten. 1 daarvan was wedergeboorte na de dood: zijn verscheuring door de Titanen en zijn terugkeer naar het leven werd symbool voor de wijnbouw, waar de wijngaarden scherp teruggesnoeid moeten worden en vervolgens na de winterslaap weer nieuwe vruchten af moeten werpen. Een ander concept was dat men zich, onder de invloed van wijn, bezeten door een hogere macht kon voelen. In tegenstelling tot andere goden, was Dionysus niet alleen een god om aanbeden te worden, maar hij was ook regelmatig in den lijve aanwezig tussen zijn volgelingen.
Het festival van Dionysus werd gehouden in het voorjaar wanneer de wijnstokken bladeren gaan zetten. Het werd een van de belangrijkste gebeurtenissen van het jaar en haar primaire brandpunt was het theater. Alle deelnemers, schrijvers, acteurs en toeschouwers werden beschouwd als heilige dienaren van Dionysus tijdens het festival.

Dionysius van Halikarnassus

Dionysius van Halicarnassus, Grieks: "Dionysios", had zijn bloeitijd rond 20 V.C. te Halikarnassus, Carië, klein-Azië (nu Turkije). Hij was Grieks historicus en leraar van retorica waarvan de geschiedenis van Rome de voornaamste is, met Titus Livius als de meest waardevolle bron de van vroege Romeinse geschiedenis. Dit werk, genaamd "Rhomaïke archaiologia" (Romeinse Oudheden), behandelt Rome vanaf zijn oorsprong tot aan de eerste Punische oorlog. Hoewel duidelijk geschreven vanuit een pro-Romeins oogpunt, werd het zorgvuldig onderzocht.
Dionysius emigreerde naar Rome in 30 V.C., en zijn geschiedenis-geschriften, die tot doel hadden om de Romeinse gedachte te naar de Grieken, begonnen te verschijnen in 7 V.C. Van de 20 boeken hebben alleen de eerste 11 (tot en met 441 V.C.) het in volledige vorm overleefd. Algemeen wordt verondersteld dat hij dit werk als een praktische demonstratie van retorische beginselen heeft gebruikt. Van "Peri mimeseos" (op imitatie, (drieluik)) zijn alleen fragmenten bewaard gebleven, het lijkt de grote Romeinse opvoeder Quintilian te hebben beïnvloed. De afzonderlijke essays van Dyonisius over de Attische redenaars Lysias, Isocrates, Isaeus en Demosthenes van de 4e eeuw V.C. beginnen met een lof voor de Romeinse schrijvers met betrekking tot het zich verwijderen van de Hellenistische Griekse modellen (Asianisme) richting de klassieke auteurs (Atticisme). Hij besprak de eminente historicus Thucydides in een belangrijk essay en in een brief aan zijn vriend Ammaeus. Zijn essay "Peri syntheseos onomaton" ("Op de regeling van de woorden"; vaak aangehaald door zijn Latijnse titel, "De compositione verborum") was slechts een lange discussie over de te kiezen woordvolgorde in geschriften waar in die tijd nog geen duidelijke afspraken over bestonden (Dionysius was een middelmatige historicus maar een eersteklas literair criticus die auteurs stijl en historische context onderzocht).

Divinatio

Toekomstvoorspellen en feiten interpreteren d.m.v. bovennatuurlijke verschijnselen. Zo kennen we bijv. droomuitleg, het gebruiken of zijn van een medium voor de god of goden, verklaring van natuurverschijnselen, voorwerpen enz. (zoals stokjes of steentjes enz.), de augures, auspicium en haruspicium.
 

Sociale (en andere) dingen: