Gedetailleerde informatie (ne)

Nebo

Ook: Nabium, Nabu, Nabianu.
Beschermgod van Borsippa, god van de wijsheid en het handschrift. In het eerste millennium v.C. is hij 1 van de belangrijkste goden. Eerst een gezel van Marduk, later zijn co-regent aan het hoofd van het pantheon. Zijn invloed in de Mesopotamische cultuur is ontzettend groot. Op de 11e dag van de eerste maand van het jaar was hij steeds het slotakkord van het akitu-festival. Snel werd hij de god van het handschrift, deze functie overnemende van de godin Nibada. Hij heeft ook veel karakteristieken van de oude god Enki.
Oorspronkelijk was hij een west-Simietische god, wordt in de bijbel Nebo genoemd en doet langzaam zijn intrede in het Mesopotamische pantheon, eerst als gezel van Marduk, later zijn eerstgeboren zoon. Een geschrift beschrijft hem als de broer van Nergal.
Met twee godinnen wordt hij gekoppeld: Tašmetu en Nanaya. Tašmetu is de eerste vrouw van Nabu. Nanaya was oorspronkelijk de gezellin van de god Muati. Nabu wordt wel gelijkgesteld aan Ninurta, zijn relatie met Marduk gelijkt sterk op die van Ninurta met Enlil. Hij wordt eveneens geassocieerd met Shamash en Sin vanwege zijn kosmologische symbool van licht en donker. Astronomisch kan gezien worden als de planeet Mercurius. Soms deelt hij dezelfde attributen als Marduk.
Zijn belangrijkste heiligdom was de E-zida tempel in Borsippa. Ook Babylon was een belangrijke stad voor zijn cultus. In de Neo-Assyrische periode zien we tempels van hem in Assur, Nineveh, Kalhu, Dur-Šarrukin, Kurba'il en Guzana. In Elam te Dur-Untash stond eveneens een tempel die aan hem gewijd was. Uit archelogische vondsten weten we dat zijn cultus zich in het Noorden tot Nuzi uitstrekte en in het westen tot Ugarit.
Zijn symbool is een wig, dit symbool komt veel voor in het spijkerschrift.

Nebukadnezar / Nebuchadnezzar / Nabu-kudur-uzur (Grieks: Nabuchodonosor) 1152-1124 v.C.

Koning in het oude Babylonische rijk, de meest bekende koning van de dynastie van Pashi / Isin. Een man met onophoudelijke energie; hij leidde de Chaldeeën in het westen en het oosten naar overwinningen op de Lulubi, Elam en Syrië en alhoewel hij tweemaal door de Assyrische koning Ashshur-resh-ishi werd verslagen, kon hij de Babylonische dynastie in stand houden. Met name door zijn overwinningen op de Elamieten en het beeld van Marduk dat hij uit Elam heeft meegenomen hebben hem beroemd gemaakt in zijn tijd, Nebuadnezar stónd voor de visie dat Marduk de grootste god van al was. Hij verbouwde de tempel van Esagil om plaats te maken voor het beeld van Marduk, dat later omgeven werd door kleinere beelden van andere goden. Tot 689 v.C. heeft het beeld het op die lokatie uitgehouden. Na zijn regeerperiode zien we de intrek van Aramese nomaden in Babylonië, wel twee eeuwen lang bleef de situatie onrustig in het gebied.

Nebukadnezar II / Nebuchadnezzar / Nabu-kudur-uzur (Grieks: Nabuchodonosor) 605-562 v.C.

Babylonische koning, zoon en opvolger van Nabopolassar. Bracht het door zijn vader gestichte nieuw-Babylonische rijk tot hoge bloei. Overwon in 605 de Egyptische farao Necho die aanspraak op Syrië en Palestina maakte en werd daarmee de onbetwiste heerser van West-Azië. De plotselinge dood van zijn vader noopte hem onverwijld terug te keren naar zijn thuisbasis om zijn erfgoed veilig te stellen, waardoor Necho met een deel van zijn leger kon ontkomen naar Egypte. Nebukadnezar onderwierp het rijk Juda en belegerde de stad Tyrus (Foenicië) tevergeefs. 3 jaar later werd Nebukadnezar weer door Necho verslagen in een veldslag, wat wellicht de Judaeërs op het idee van een opstand bracht in 597 sloeg hij de opstand neer en transporteerde velen naar Babylon (in de bijbel wordt gesproken over de "Babylonische ballingschap"), met name de betere klassen en alle leidinggevenden, terwijl hij tegelijkertijd Zedekiah installeerde in Juda als regent. Nadat in 588 Juda opnieuw in opstand kwam, verwoestte Nebukadnezar Jeruzalem in 586, na een jaar van belegering en gevechten. Later versloeg hij Amasis II van Egypte in 568. Deed veel voor welvaart en veiligheid van zijn rijk, hij verbeterde het kanalenstelsel, omringde de hoofdstad met een muur en liet waarschijnlijk de hangende tuinen van Babylon aanleggen welke behoren tot de 7 wereldwonderen. Volgens de verhalen heeft hij dit gedaan voor zijn vrouw Amytis, een Medische prinses, met wie hij trouwde als gevolg van een overeenkomst (ten goede van de onderlinge vrede en samenwerking tegen de Assyriërs) tussen zijn vader en koning Cyaxares van Medië, die de vader was van Amytis. Volgens het verhaal uit Daniël 4 werd hij krankzinnig, hij had een droom waarin een boom die tot de hemel reikte door een heilige wachter uit de hemel werd omgekapt, hij riep Daniël (de ziener) tot zich die toen Belthesassar genoemd werd om de droom te verklaren. Daniël zei dat de boom Nebukadnezar voorstelde en dat die werd omgekapt omdat hij moest erkennen dat de Heer uiteindelijk bepaalt wie heerschappij over de aarde krijgt, hij moest toegeven dat hij niet zelf de grootste was maar de Heer, indien hij dit niet zou doen zou hij van de troon geworpen worden en buiten het bewoonde gebied gezet worden. In het bijbelverhaal gebeurde dit ook, zeven tijden lang: "Hij werd uit de gemeenschap van de mensen gestoten, at gras als een rund en van de dauw van de hemel werd zijn lichaam nat; hij werd zo zwaar behaard als een arend dik in zijn veren zit en zijn nagels werden even lang als die van een vogel". Na deze periode, zou hij tot inkeer gekomen zijn en werd hem zijn verstand teruggegeven, zijn koningsschap werd hersteld en zijn rijk werd bloeiender dan ooit tevoren", aldus de bijbel.

Necho

Farao van Egypte aan het einde van de 7e eeuw v.C. Maakte de grote fout om in 605 v.C. op te trekken tegen de Assyriërs onder Nebukadnezar II, met de bedoeling de expansie van het Assyrische rijk te stoppen, maar leed een zware nederlaag die het begin van verzwakking van de Egyptische positie inluidde.

Slag bij Nedao

Na de dood van Atilla nam zijn zoon Ellac, (de oudste zoon met zijn vrouw Arakan), de troon in overeenstemming met zijn wil. Volgens bronnen had Ellac echter twee broers van dezelfde moeder en drie broers van Krimhilde, de dochter van de Beierse prins. Deze broers accepteerden het bewind van Ellac niet na de dood van Atilla en verdeelden de staat onderling. Deze situatie bood de mogelijkheid om onafhankelijk te worden en hun eigen politieke instellingen te vormen voor andere stammen die leefden onder het bestuur van de Hunnen, maar niet van Hun-afkomst waren. De eerste stap kwam van koning Ardarik van Gepid. De Oost-Goten (Ostrogoten) kwamen in opstand na hem. Aan het einde van de strijd in 454 in de regio van de rivier de Nedao, toen Attila’s oudste en geliefde zoon Ellac stierf, moesten de Hunnen zich terugtrekken.
Over sommige Germaanse stammen werd gezegd dat ze niet verdeeld wilden worden onder de zonen van Atilla. Er werd ook gezegd dat Ostrogoten trouw bleven aan de Hunnen tot 468, terwijl de Germaanse stammen in opstand kwamen onder bevel van Ardaric waarbij de Gepiden de leiding namen waarna de Slag bij Nedao plaatsvond, waarbij dertigduizend Hunnen werden gedood.
Jordanes, een Byzantijnse historicus, beschreef deze en latere gebeurtenissen als volgt: "Na Attila's dood was er een strijd tussen zijn opvolgers om te beslissen wie heerser zou worden en hun gedrag veroorzaakte veel schade aan het rijk. Toen Ardarik, de koning van de Gepiden, de situatie vernam, zette hij de stammen, die onder de overheersing van de Hunnen stonden, tegen hen op. Daarop vond een oorlog plaats tussen de twee legers in de buurt van de rivier de Nedao in Hongarije. De Goten namen deel aan de oorlog met hun speren, de Gepiden met hun zwaarden, de Rugis (uit Rú) met diverse wapens, de Sueviërs fungeerden als infanterie, allen tegen de Hunnen met hun pijlen met aan hun zijde de Alanen met hun uitgeruste zware wapens en de Heruli met hun lichte wapens". (Sommige bronnen beweren dat de Ostrogoten in het geheel niet aan de strijd deelnamen).
De oorlog resulteerde in de overwinning van de Gepiden en Attila's oudste zoon Ellac verloor zijn leven op een manier die zijn vader zou eren. De Hunnen, die de wereld op hun knieën moesten brengen, waren bezweken. Toen Ellac stierf, gingen zijn broers naar de noordelijke kusten van de Zwarte Zee. De Goten hadden zich hier eerder al gevestigd.
Jordanes verklaarde dat de Hunnen ontsnapten nadat ze waren verslagen terwijl ze probeerden de regio te veroveren die in hun taal "Var" wordt genoemd in de buurt van de Danaber Rivier in Skythië. Hij zei dat de Gepiden echter het territorium op de Hunnen veroverden en dat de Hunnen migreerden naar het oude grondgebied van Goten. Hij noteerde dat de Sarmaten, de Cemandris en enkele Hunnen zich op het grondgebied van Castra Marti (een stad aan de Roemeense kust) vestigden. Attila's jongste zoon Ernakh aanvaardde het kleine Skythische land als zijn eigen land en zijn neven, Emnetzur en Uldinzur, trokken op naar Roemenië.
Zoals blijkt uit de archeologische vondsten, was er een radicale dynastieke verandering in de regio na de slag. De nogal prachtige bevatten sporen van de alliantie van de Gepiden met Oost-Rome in Nedao. De Ostrogoten vestigden zich na de slag in de regio Pannonië en kleine gemeenschappen kwamen terecht in Oost-Litouwen.
Na de Slag bij Nedao veranderde ook het beleid van het Oost-Romeinse Rijk. De Oost-Romeinse keizer Marcianus steunde de vestiging van gemeenschappen zoals de Gepiden en de Ostrogoten in Pannonië. Bijna een jaar voor de dood van Attila, werden verschillende Germaanse stammen verenigd onder leiding van Gepiden-koning Ardaric tegen de Hunnen. Het echte doel van deze alliantie was om de verdeling van de Hun-staat te verzekeren. Dit doel werd bereikt door de slag bij Nedao in 454 tussen de Gepiden onder bevel van Ardaric, met hun geallieerde leger. Na deze oorlog werden de Gepiden de dominante macht van het Karpatenbekken. Zo werden de Gepiden buren van het Oost-Romeinse Rijk.
Jordanes' vertelling over de Hunnen gingen als volgt verder: "Als gevolg van de overeenkomst van de Goten met Rome wilden de Goten meer land en vielen de Sadagaren aan die in Hongarije woonden. Zodra Atilla's zoon Dengizik het nieuws vernam, verzamelde hij een klein aantal Ultinzuren, Angirsciren, Bittuguren en Bardos en viel de Goten aan en leed een zware nederlaag".
Het is ook noodzakelijk om de volgende regels van Jordanes te onthouden om de situatie van Ardaric en Ostrogots in de Attila-periode begrijpen: "In de tussentijd was het leger van Ostrogoten vooral prominent aanwezig onder het bevel van Valamir, Theodemir en Videmir. Omdat ze behoorden tot een familie zo nobel als Atilla. Talloze troepen van de beroemde Gepiden koning Ardaric waren er ook. Hij was toegewijd aan Atilla met grote loyaliteit, dus hij wilde zich bij Atilla aansluiten. Atilla, geholpen door zijn scherpe intelligentie, waardeerde Ostrogot-commandanten Valamir en Ardaric meer dan enige andere leider. Valamir was een discrete en ervaren persoon in de strijd. Ardaric was een loyaal en wijs persoon. Daarom vertrouwde Atilla hen inzake de strijd tegen de Visigoten. De andere stammen wachtten reikhalzend op een teken van Attila. Als Attila een enkel teken met zijn oog zou geven, zouden ze allemaal zonder aarzelen de opdracht van Attila uitvoeren". Met andere woorden wordt hier beweerd dat de Ostrogoten samen met Attila tegen de Visigoten ten strijde wilden trekken.
Na de Slag bij Nedao vestigden de Gepiden zich in Pannonië en de regio begon Gepidia te heten. De Rugi's stichtten een koninkrijk van Neder-Oostenrijk tot het noordelijke deel van de Donau. De Heruls stichtten een koninkrijk in het gebied van Moravië tot aan de Donau Rivier en tot 470 kwam het bestuur van Pannonië in handen van de Sueviërs.
Over de exacte locatie van de Nedao en de preciese datum van de slag zijn de meningen overigens nog steeds verdeeld, over het algemeen wordt aangenomen dat het (ergens bij) de Donau was.
Ellac stierf in 454 na een oorlog met de Germanen. Dengizik en Ernakh hadden het centrum van de staat ten noorden van de Zwarte Zee; Dengizik werd gedood in 468 nadat de Goten hem hadden verraden.
De slag bij Nedao legde de weg echter open voor de Turken, die kans zagen in het machtsvacuü,m te springen.

Nelius

Nelius was een zoon van de laatste koning van Athene: Kodros. Hij wedijverde met zijn broer Medon om de titel, maar kreeg hem niet, de Atheners zouden alleen nog maar de God Jupiter tot hun koning dulden. Zijn taak werd samen met zijn broer Androclus het stichten van kolonieën op de peleponnessos. Volgens de Lacedaemoniërs (het huidige Laconia) stammen zij van Nelius af. Door de Romeinen werden deze kolonies "Medontidum" en "Nelidum" genoemd.

Nemea

Nemea was een relatief kleine stad op de grens van Argos en Korinthië. Heracles reisde daarheen voor zijn eerste werk om de beruchte Nemeïsche leeuw te doden en zijn huid in te nemen. De legende van Heracles en de leeuw was echter slechts 1 van de vele die zich in Nemea afspeelden. Zowel in de overlevering als in de geschiedenis waren Nemea en haar grootste festivals een prominente plaats in de Griekse wereld.
Hoewel veel mensen het verhaal van Heracles en de Nemeïsche leeuw kennen, zijn de meesten minder bekend met het koninkrijk waarin het zich afspeelde. Het koninkrijk Nemea werd in de tijd van de mythen geregeerd door koning Lycurgus en zijn vrouw Eurydice. Andere verhalen zeiden in plaats daarvan dat Lycurgus daar een priester van Zeus was. Hoewel het verhaal van de Nemeïsche leeuw de beroemdste in het koninkrijk is, speelden Lycurgus en zijn familie ook een rol in een ander beroemd verhaal: in het verhaal van de Zeven Tegen Thebe stopten de Argiven in Nemea op hun mars naar Thebe. Nemea lag op het grondgebied van Argos, dus werden ze gastvrij ontvangen. In een toneelstuk van Euripedes, dat tegenwoordig alleen in fragmenten bekend is, was Hypsipyle de eerste persoon die de Zeven in Nemea ontmoetten. Ze was ooit de koningin van Lemnos en de minnaar van Jason geweest, maar was door de Nemeërs tot slaaf gemaakt. Hypsipyle fungeerde als verpleegster voor de zoon van de Lycurgus, een baby genaamd Opheltes. Volgens sommige versies van het verhaal had een orakel Lycurgus ooit gewaarschuwd om zijn zoon de grond nooit te laten raken totdat hij oud genoeg was om erop te lopen. Hypsipyle negeerde deze profetie echter en legde de jonge baby in een moment van vergetelheid in een bed van peterselie om water te halen voor de zeven bezoekende soldaten. Opheltes werd gebeten door een slang en stierf snel. De familie was er kapot van en gaf de verpleegster van het kind de schuld van zijn dood. In sommige versies van het verhaal beval Lycugus haar te vermoorden, terwijl in andere verhalen het de moeder van de baby was die moest worden vastgehouden. Ze kregen echter te horen dat de dood door de goden was voorspeld, dus het was onvermijdelijk. Hierdoor waren ze gerustgesteld, hun zoon had onsterfelijkheid gekregen. De zeven die tegen Thebe marcheerden, waren geraakt door de dood van de jonge jongen en de pijn van zijn familie. Ze hielden de Nemeïsche Spelen ter ere van hem en vestigden daarmee een Griekse traditie. De Nemeïsche Spelen werden in die tijd opgericht, maar werden onderdeel van de cyclus van Pan-Helleense competities. Ze werden gevierd ter ere van Zeus en waren verbonden met zowel de Zeven Tegen Thebe-legende als de mythe van Heracles. De spelen die in Nemea werden gehouden, zijn door de geschiedenis heen verschillende keren verplaatst, maar in de afgelopen decennia hebben archeologen het bewijs van hun belang op de site van Nemea zelf gevonden. Het stadion waar veel van de evenementen plaatsvonden, werd blootgelegd door uitgebreide opgravingen op de locatie. Volgens Pausanias waren de Nemeïsche Spelen uniek omdat het de enige Pan-Helleense Spelen waren die tijdens de wintermaanden werden gehouden. Uiteindelijk werden ze om de twee jaar gehouden, afwisselend winter- en zomercompetities op dezelfde manier als de moderne Olympische Spelen. De spelen bleven tot in de Romeinse tijd bestaan, hoewel hun laatste viering onbekend is.
Net als veel andere plaatsen in de Griekse mythologie was Nemea een echte plaats, prominent in het koninkrijk Argos. Tegen de 2e eeuw was heel Nemea in verval. De grote tempel van Zeus, die vermoedelijk rond het graf van Opheltes was gebouwd, zou volgens Pausanias al in verval zijn geweest toen hij hem bezocht.
Lang voordat Nemea zelf ten onder ging, was het echter ook de plek van de laatste grote overwinning van een afnemend leger: in de buurt was de plaats van de Slag om de Nemea-rivier, ook wel bekend als de Slag om Korinthe, in 394 v.C. Het was een van de weinige veldslagen in een korte oorlog tussen Sparta en een alliantie van legers uit Athene, Argolis, Korinthe en Boeotië. De Spartanen behaalden een beslissende overwinning en namen slechts 1.100 slachtoffers tegen de 2.800 die hun tegenstanders waren toegebracht. Helaas voor hen zou het echter de laatste grote beslissende overwinning van de grote Spartaanse hoplieten zijn.

Nereus

Het Griekse pantheon bevatte veel goden die verbonden waren met water en de zee, hoewel de meeste mensen tegenwoordig alleen Poseidon kennen, de god uit het Olympische tijdperk. Poseidon was echter een relatief late toevoeging aan het pantheon, en hij werd voorafgegaan door mensen als Nereus.
In de Griekse mythologie was Nereus een van de meest deugdzame van alle Griekse goden en godinnen, en hij was het er bijna universeel over eens dat hij wijs, zachtaardig en waarheidsgetrouw was. Een extra deugd van Nereus was zijn vermogen om in de toekomst te kijken.
Qua uiterlijk wordt Nereus normaal gesproken afgebeeld als een oude man, met zeewier als haar, en een visachtige staart in plaats van poten.
Ondanks dat hij de oorspronkelijke Oude Man van de Zee was, was Nereus zelf niet de eerste zeegod, want hij was een tijdgenoot van de Titanen en Oceanus, en Nereus' vader was Pontus. Pontus was de oorspronkelijke Protogenoi-god van de zee, en nadat deze met Gaea gemeenschap had, werd Nereus geboren.
Nereus zou trouwen met Doris, een van de Oceanidische nimfen, dochters van Oceanus. Doris zou dan 50 dochters baren voor Nereus, de Nereïden.
Nereus werd zelf beschouwd als de zeegod die het nauwst verbonden was met de Egeïsche Zee, en aanvankelijk werden zijn dochters voornamelijk in deze zee gevonden. Met de opkomst van Poseidon werd de rol van Nereus echter gemarginaliseerd, want Poseidon werd beschouwd als de god van de Middellandse Zee en de Nereïden werden een deel van het gevolg van Poseidon. Gedurende deze periode waren de beroemdste Nereïden Amphitrite, die de vrouw van Poseidon zou worden, en Thetis, die door gemeenschap te hebben met Peleus de moeder van Achilles zou worden.
Nereus wordt vandaag waarschijnlijk alleen herkend als een figuur die opduikt in de avonturen van Herakles. Herakles was op zoek naar de tuin van de Hesperiden, omdat de tuin van de Hesperiden de thuisbasis was van de gouden appels. Als zodanig ging Herakles naar Nereus om een ​​waarheidsgetrouw antwoord te krijgen over de locatie van de tuin. Nereus besloot echter dat hij de halfgod niet moest helpen. Herakles liet zich niet zo gemakkelijk afschrikken, en de Griekse held zou uiteindelijk Nereus te pakken krijgen en standvastig blijven terwijl de zeegod van vorm veranderde om te proberen te ontsnappen aan de worstelgreep. Toen hij ontdekte dat Herakles zijn greep niet zou loslaten, gaf Nereus toe en gaf de aanwijzingen die Herakles wenste.
Nereus werd in het oude Griekenland aanbeden als de leverancier van vis die de Griekse vissers konden vangen.

Nergal

Ook: Nerigal, Meslamtaea, Erra, Shidlam. Oude Sumerisch-Babylonische godheid van de onderwereld, de dood en ziektes/epidemieën. Zoon van Enlil en Ninlil (of Belet-ili). Broer van Nanna-Sin. Brengt oorlog, ziektes en vernietiging. Wordt soms gezien als de donkere kant van de zonnegod Utu/Shamash.
Nergal wordt over het algemeen afgeschilderd met een sabel of een knots, met vaak als knop twee leeuwenkoppen. Ook wordt wel eens de stier gebruikt om hem af te beelden.
Nergal is tevens een strijder, een oorlogvoerder net zoals Ninurta en Zababa. Volgens overleveringen streed hij zij aan zij met de koning om de vijand de dood in te drijven. Om ziektes die door hem verspreid werden te bestrijden deed men aan uitdrijving van demonen. Nergal geeft ook daadwerkelijk leiding aan diverse groepen demonen, de bekendste zijn de "Ilu sebettu" de "7 goden", vertegenwoordigers van dood en verwoesting. Nadien zijn uit zijn cultus allerlei vormen van bijgeloof ontstaan zoals amuletten die zouden beschermen tegen boze geesten en dergelijke.
We zien Nergal voor het eerst ten tonele verschijnen in de vroege Dynastische-periode als Meslamtaea, de onderwereldgod wiens heiligdom E-Shidlam in Cuthah stond. Vanaf de oud-Babylonische periode wordt Nergal gelijk getrokken met Erra, een Semitische god van de dood.
Nergal had verschillende partners, Laṣ, een onbekende godin, mogelijk van niet-Sumerische afkomst. Verder ook Mamma, eveneens een minder belangrijke godin. Ninšubur, gezellin van Ishtar. Admu, een west-Semitische godin en tenslotte Ereškigal. In de mythe van Nergal en Ereškigal regeert Ereškigal als koningin van de onderwereld, waar Nergal naartoe gestuurd wordt omdat hij haar vizier had beledigd. Ze probeert hem te verleiden maar Nergal weet zich een weg uit de onderwereld te banen, ook bekend als "het land zonder terugweg". Maar Ereškigal houdt vol en laat nogmaals Nergal naar haar toe brengen, vanaf dat moment regeren ze beiden in de onderwereld. Het lijkt alsof Nergal in die tijd een beetje in zijn rol is gedrukt om zonder te veel tegenstrijd de Noord- en Zuid-Mesopotamische gebruiken in elkaar te laten overvloeien of naast elkaar te laten bestaan zonder dat ze elkaar tegenspreken.
Een andere stad met een heiligdom voor Nergal was Maškan-Šapir. Verder zien we zijn cultus eveneens terug in Dilbat, Isin, Larsa, Nippur, Ur en Uruk. De naam Nergal verschijnt voor het eerst in de Ur-III periode, in het tweede millennium v.C. zien we Nergal tesamen met Ereškigal zijn taak uitoefenen. Ook in de Neo-assyrische periode is Nergal een vooraanstaande god.

Nestor

Koning van Pylos, zoon van Neleus. Nabij Pylos vinden we resten van zijn kasteel, bij onderzoekingen is gebleken dat hier werkelijk vooraanstaande kunst is gemaakt, blijkens de mooie versieringen op de scherven en andere restendie er gevonden zijn. Homerus maakte veel gewag van het paleis van Nestor en beschreef het als een toonbeeld van beschaving en fijne kunsten, wellicht had hij helemaal gelijk. Nestor nam op hoge leeftijd nog deel aan de oorlog tegen Troje, vooral als raadsman maar ook belangrijk vanwege zijn overredingskracht: hij spoorde iedere sterke Griek aan om de strijd aan te binden en mee te gaan met het griekse leger om troje te verslaan, slechts weinigen konden bij de aanblik van het vuur in de ogen van deze oude man weigeren, dat was hen de eer te na: hij wel en ik niet? Nestor was ook 1 van de argonauten die het Gulden Vlies gingen halen. Nestor was getrouwd met Eurydike. Nadat deze overleed trouwde hij met Anaxibia, de zuster van Agamemnon. Nestor kreeg diverse kinderen waaronder Peisistratos en Antilochus.
 

Sociale (en andere) dingen: