Gedetailleerde informatie (sa)

Sabacus / Sabacos / Sabakos/Shabaku

Koning van Ethiopië. Geboren ca. 800 v.C. Regeerde een korte periode over Egypte (volgens Herodotus 50 jaar, maar dat is tamelijk onwaarschijnlijk). Tijdens het bewind van de blinde Egyptische koning, Anysis viel Sabakos Egypte binnen. Na 50 jaar (volgens de overleveringen) verliet Sabakos Egypte vrijwillig vanwege een voorspelling van een orakel en een droom die hij had. Het orakel zei dat hij Egypte slechts vijftig jaar zou mogen regeren en zijn droom vertelde hem impliciet dat als hij op het vijftigste jaar Egypte zou verlaten, hij door Goden en mannen gestraft zou worden; dat was de erfenis van Sabakos. Ondertussen veroordeelde hij criminelen tot werkstraffen voor diverse verbeteringsprojecten van de stad, voornamelijk bestond dit werk uit het ophogen van de bewoonde gebieden om hen te beschermen tegen overstromingen van de Nijl. Herodotus zegt: "wanneer Egyptenaar een overtreding heeft begaan, zal hij niet ter dood gebracht worden, maar wordt hij aan het werk gezet: een dijk maken om de stad heen. Dus werden de steden nog hoger dan ze al waren. Herodotus beweerde verder nog dat Sabakos het leven nam van Necos maar dat is onjuist, niet Sabakos maar Tandamane, zoon van Sabacos, heeft Necos gedood.

Sadam Hoessein

Saddam Hussein, voluit Ṣaddām Husayn al-Tikrītī, (geboren 28 april 1937, Al-'Awjah, Irak, overleden 30 december 2006, Bagdad), president van Irak (1979-2003) wiens brute heerschappij was gekenmerkt door kostbare en mislukte oorlogen tegen buurlanden.

Vroege leven

Saddam, de zoon van landbouwers, werd geboren in een dorp in de buurt van de stad Tikrīt in het noorden van Irak. Het gebied was een van de armsten van het land en Saddam zelf groeide op in armoede. Zijn vader stierf voordat hij werd geboren en hij ging op jonge leeftijd bij een oom in Bagdad wonen. Hij werd lid van de Baʿath-partij in 1957. In 1959 nam hij deel aan een mislukte poging van baʿathisten om de Iraakse premier ʿAbd al-Karīm Qāsim te vermoorden; Saddam raakte bij de poging gewond en vluchtte eerst naar Syrië en daarna naar Egypte. Hij studeerde rechten in Cairo (1962-1963) en vervolgde zijn studie aan de universiteit van Bagdad nadat de baʿathisten in 1963 aan de macht kwamen in Irak. De baʿathisten werden echter datzelfde jaar omvergeworpen en Saddam bracht verscheidene jaren in de gevangenis door in Irak. Hij ontsnapte, werd leider van de Baʿath-partij en speelde een belangrijke rol bij de staatsgreep die de partij in 1968 weer aan de macht bracht. Saddam had in feite de macht in Irak, samen met het staatshoofd, President Ahmad Hasan al-Bakr, en in 1972 leidde hij de nationalisatie van de Iraakse olie-industrie.

voorzitterschap

Saddam begon in 1979 openlijk controle over de regering uit te oefenen en werd president na het aftreden van Bakr. Daarna werd hij onder meer voorzitter van de Revolutionaire Commandoraad en premier. Hij gebruikte een uitgebreide geheime politieorganisatie om elke interne oppositie tegen zijn heerschappij te onderdrukken. Zijn doelen als president waren: Egypte verdringen als leider van de Arabische wereld en het bereiken van hegemonie over de Perzische Golf te bereiken. Saddam lanceerde in september 1980 een invasie van de olievelden van Iran, maar de campagne liep vast in een uitputtingsslag. De kosten van de oorlog en de onderbreking van de olie-export van Irak zorgden ervoor dat Saddam zijn ambitieuze programma's voor economische ontwikkeling afbouwde. De oorlog tussen Iran en Irak kwam in een patstelling tot 1988, toen beide landen een staakt-het-vuren aanvaardden dat een einde maakte aan de gevechten. Ondanks de grote buitenlandse schuld waarmee Irak door het einde van de oorlog opgezadeld was, bleef Saddam zijn strijdkrachten opbouwen.

Koeweit en golfoorlogen

In augustus 1990 veroverde het Iraakse leger buurland Koeweit. Saddam was blijkbaar van plan de enorme olie-inkomsten van dat land te gebruiken om de economie van Irak te versterken, maar zijn bezetting van Koeweit leidde al snel tot een wereldwijd handelsembargo tegen Irak. Hij negeerde oproepen om zijn troepen terug te trekken uit Koeweit, ondanks de opbouw van een grote, door de V.S. geleide, militaire macht in Saoedi-Arabië en de goedkeuring van resoluties van de Verenigde Naties (V.N.) waarin de bezetting wordt veroordeeld en het gebruik van geweld wordt toegestaan ​​om er een einde aan te maken. De Perzische Golfoorlog begon op 16 januari 1991 en eindigde zes weken later toen de geallieerde militaire coalitie de Iraakse legers uit Koeweit verdreef. De verpletterende nederlaag van Irak leidde tot interne opstanden van zowel Sjiieten als Koerden, maar Saddam onderdrukte hun opstanden, waardoor duizenden naar vluchtelingenkampen langs de noordgrens van het land vluchtten. Veel werden er vermoord en velen verdwenen in de gevangenissen van het regime. Als onderdeel van de staakt-het-vuren-overeenkomst met de V.N., was het Irak verboden om chemische, biologische en nucleaire wapens te produceren of te bezitten. Er werden talrijke sancties tegen het land uitgevaardigd in afwachting van naleving en die veroorzaakten een ernstige verstoring van de economie. Saddams voortdurende weigering om samen te werken met VN-wapeninspecteurs leidden eind 1998 tot een vierdaagse luchtaanval door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië (Operatie Desert Fox). Beide landen kondigden aan dat ze de inspanningen van de Iraakse oppositie zouden steunen om Saddam, wiens regime steeds brutaler was geworden onder de V.N.-sancties, ten val te brengen, maar de Iraakse leider verbood V.N.-wapeninspecteurs de toegang tot zijn land. In de tussentijd werd duidelijk dat Saddam een ​​van zijn zonen, Uday of Qusay, aan het voorbereiden was om hem op te volgen. Beiden werden benoemd tot hogere functies en beiden evenaarden de brutaliteit van hun vader. Bovendien bleef Saddam zijn controle in eigen land verstevigen, terwijl hij in zijn retoriek een zeer uitdagende en anti-Amerikaanse houding aannam. Hoewel hij in Irak zélf in toenemende mate gevreesd werd, werd Saddam door velen in de Arabische wereld gezien als de enige regionale leider die bereid was op te komen tegen wat zij als Amerikaanse agressie zagen. In de nasleep van de aanslagen van 11 september 2001 in de V.S. probeerde de Amerikaanse regering, die beweerde dat Saddam terroristische groeperingen van chemische of biologische wapens zou kunnen voorzien, het ontwapeningsproces te vernieuwen. Hoewel Saddam in november 2002 VN-wapeninspecteurs toestond om naar Irak terug te keren, frustreerde zijn onvermogen om volledig mee te werken aan het onderzoek de Verenigde Staten en Groot-Brittannië en bracht hen ertoe een einde te maken aan de diplomatie. Op 17 maart 2003 beveelde de Amerikaanse president George W. Bush Saddam om zijn ambt neer te leggen en Irak binnen 48 uur te verlaten, hij gaf ook aan dat, zelfs áls Saddam het land zou verlaten, Amerikaanse troepen nodig zouden kunnen zijn om de nieuwe regering te stabiliseren en te zoeken naar massavernietigingswapens. Toen Saddam weigerde te vertrekken, lanceerden de V.S. en geallieerde troepen op 20 maart een aanval op Irak. Het openingssalvo van de oorlog in Irak was een aanval door Amerikaanse vliegtuigen op een bunkercomplex waarvan men dacht dat Saddam daar ondergeschikten ontmoette. Hoewel de Iraakse leider bij de aanval niet om het leven kwam, maakten de daaropvolgende aanvallen tegen Saddam duidelijk dat hem te elimineren een ​​belangrijk doel van de invasie was. Nog steeds weerbarstig van toon, spoorde Saddam de Irakezen aan om hun leven te geven om de Amerikaanse en Britse troepen te stoppen, maar het verzet tegen de invasie brokkelde al snel af, en op 9 april, de dag dat Bagdad viel voor Amerikaanse soldaten, dook Saddam onder: hij nam het grootste deel van de nationale schatkist mee en kon aanvankelijk de gevangenneming door Amerikaanse troepen ontwijken. Zijn zonen, Uday en Qusay, werden op 22 juli in het nauw gedreven en gedood in Mosul, maar pas op 13 december werd Saddam uiteindelijk gevangengenomen. De eens zo keurige leider werd onverzorgd en vuil uit een kleine ondergrondse schuilplaats bij een boerderij in de buurt van Tikrīt gehaald: hoewel hij gewapend was, gaf Saddam zich over aan Amerikaanse soldaten zonder een schot te lossen.

Proces en executie

In oktober 2005 stond Saddam terecht voor het Iraakse Hoge Tribunaal, een rechtbank die is opgericht om functionarissen van de voormalige Iraakse regering te berechten. Hij en verschillende medebeklaagden werden in 1982 beschuldigd van het vermoorden van 148 stedelingen in Al-Dujayl, een voornamelijk Sjiitische stad. Tijdens het negen maanden durende proces onderbrak Saddam de procedure met woede-uitbarstingen en beweerde dat het tribunaal een schijnvertoning was en dat V.S.-belangen erachter zaten. Het tribunaal werd uiteindelijk in juli 2006 geschorst en deed in november uitspraak. Saddam werd veroordeeld voor misdaden tegen de menselijkheid, waaronder moord, illegale opsluiting, deportatie en marteling en werd ter dood door ophanging veroordeeld. Saddams halfbroer (een inlichtingenofficier) en de voormalige opperrechter van Irak werden eveneens ter dood veroordeeld. Dagen nadat een Iraakse rechtbank zijn vonnis in december 2006 bekrachtigde, werd Saddam geëxecuteerd.

Saken

Volk ten Oosten van de Oxus (rivier), stam uit het geslacht/volk der Scythen.

Salmanassar I / Shalmaneser / Sulmanu-As-Arid / Sulman (Solomon)

Koning van het oude Assyrische rijk, noord-Mesopotamië 1274-1245 v.C. Maakte een einde aan de Hoerritische overheersing. Zoon en opvolger van Hadad-Nirari. Voerde series campagnes tegen de Arameërs in Noord-Mesopotamië, annexeerde een gedeelte van Silicië en vestigde Assyrische kolonies aan de grens met Cappadocië. Volgens overblijfselen die gevonden zijn in Assur, veroverde hij in het eerste jaar van zijn regeerperiode 8 steden in het noordwesten en vernietigde het fort Arinnu waarvan hij alles mee nam naar zijn vaderland. In zijn tweede regeringsjaar versloeg hij Sattuara, de koning van Malatië en zijn Hittitische bondgenoten. Nam het gehele rijk in tot aan Carchemish. Bouwde verder paleizen in Assur en Ninivé, herstelde vele gebouwen en stichtte de stad Kalah.

Salmanassar III (of II) / Shalmaneser / Sulmanu-As-Arid / Sulman (Solomon)

Koning van Assyrië in het oude Mesopotamië. Volgde zijn vader Assurnasirpal III op in 858 v.C. Zijn lange regeerperiode was een grote aaneenschakeling van militaire campagnes tegen oostelijke stammen, de Babyloniërs, diverse landen uit Mesopotamië en Syrië, evenals Silicië en Ararat. Zijn leger drong door tot het Wan-meer en tot Tarsus, de Hittieten van Carchemish werden gedwongen om tribuut te betalen en Hamath (Hamah) en Damascus warden onderworpen. In 854 v.C. werd een alliantie gevormd door Hamath, Arvad, Ammon, "Ahab van Israël" en andere buurlanden onder het leiderschap van Damascus. Ze bonden een (uiteindelijk onbesliste) strijd aan tegen het leger van Salmanassar III bij Karkar, in 849 v.C. en 846 v.C. vonden eveneens veldslagen plaats. In 842 werd Hazael (koning van Damascus) gedwongen om zich in te sluiten binnen de muren van zijn stad, terwijl het land er om heen helemaal werd verwoest, Jehu van Samaria zond samen met de Phoenicische steden tributen naar Salmanassar. Babylonië was al veroverd tot aan de Chaldeeërs in het zuiden de Babylonische koning was vermoord. In 836 v.C. ondernam Salmanassar een expeditie tegen de Tibareni (Tabal) welke gevold werd door een veldtocht tegen Cappadocië en in 832 de veldtocht tegen Silicië. In het jaar daarop vond de koning het nodig om de leiding op het leger over te dragen aan de Tartan (hoogste legerleider). 6 jaar later werd tegen hem een opstand gevoerd, geleid door zijn rebelse zoon Assur-danin-pal met troepen uit Ninevé en andere steden in de regio. De burgeroorlog duurde twee jaar, de opstandelingen werden uiteindelijk verpletterend verslagen door Shamsi-adad en/of zijn broer Samas-Rimmon, beiden zonen van Salmanassar III. Kort daarna, in 823 v.C. overleed Salmanasser in zijn paleis in Kalah, hij liet een zwarte obelisk na (momenteel in het British Museum), waarop we veel informatie vinden over zijn regeerperiode.

Salmanassar V (of IV) / Shalmaneser / Sulmanu-As-Arid / Sulman (Solomon)

Verschijnt als gouverneur van Zimirra in Phoenicië tijdens de regeerperiode van Tiglat-Pileser IV (of III), door H.Winckler wordt hij verondersteld de zoon te zijn van Tiglat-Pileser III. Hoe dan ook, na de dood van Tiglat-Pileser, volgde hij hem op op de 25e Tebet 727 v.C. Bij deze gebeurtenis veranderde hij zijn eigen naam "Ulula" in dat van Salmanassar. Tijdens zijn regeerperiode vond eveneens de opstand van Samaria plaats en terwijl hij de stad belegerde kwam hij om op de 12e Tebet 722 v.C., de macht werd gegrepen door Sargon.

Salmydessus

Oude stad aan de Zwarte zee, het tegenwoordige Kiyiköy in de provincie Kirklareli, noordwest-Turkije. In de oudheid ook wel genoemd Midye (Medea). Het werd wel ten onrechte aan de Hellespont gesitueerd maar dat is niet correct. Volgens dit verhaal gingen de Argonauten van Salmydessus door de Symplegades naar het gulden vlies, maar het werkelijke Salmydessus lag voorbij deze twee grote rotsen. Diverse mogelijkheden zijn er te noemen voor deze dicrepantie in het verhaal van Jason en de Argonauten: de schrijvers waren in de war met heenweg en terugweg, de Argonauten waren verdwaald en hadden zonder het te weten een route gevolgd om de sympligades heen vóórdat ze Salmydessus bereikten of misschien was de volgorde van hun bezoeken wel anders dan we kennen. De verwarring zal hem liggen in de nauwe doorgangen: sommigen situeerden de stad voorbij de Hellespont, anderen voorbij de Bosporus.

Samaria, Hebreeuws: Shomron, Aramees: Schamerajin

Oudtestamentische hoofdstad van het rijk Israël, thans ingenomen door het dorpje Sebastije, een Arabische nederzetting ten NW. Van Nabloes. Samaria was gebouwd op een heuvel, die zich 100 meter veheft boven de rest van de vlakte. Beneden in het dorp bevindt zich de ruïne van de Johanneskerk (12e eeuw). Een Israëlitische muur en het paleis der Omriden (ostraca en prachtige ivoren) zijn blootgelegd. Uit de tijd van Herodes zijn bewaard gebleven de resten van een zuilenstraat en van een hippodrome. Samaria werd gebouwd door koning Omri in ca. 875 v.C. op een strategisch zeer voordelige plek, geoefende belegeraars als de Assyriërs hadden 3 jaar nodig om Samaria te verslaan (724-721 v.C.). Daarna raakte de stad steeds meer in verval. Samaria werd meermalen verwoest, o.a. door de zonen van de Makkabeeër Johannes Hyrcanus in 107 v.C. Herodes de Grote ontving de stad van Augustus als geschenk, bracht haar weer tot bloei en noemde de stad naar de keizer met de grote naam Sebaste (= Augusta). Na de verbanning van Herodes Archelaus stond Samaria onder de Romeinse procurator.

Samarra

Stad uit de oudheid, in het noorden van centraal Irak aan de Tigris, halverwege Bagdad en Mosoel (Mosul). Een zeer oude nederzetting uit het 6e millennium v.C. is vóór de tweede wereldoorlog aangetroffen onder het latere Islamitsche Samarra en heeft naam gegeven aan het specifieke "Samarra-aardewerk" uit die periode en die streek. Het aardewerk is mooi beschilderd in rood en zwart op een lichte achtergrond en versierd met dieren- en mensenfiguren en complexe geometrische structuren. Ditzelfde aardewerk is eveneens aangetroffen op andere sites zoals: Choga Mami en Tell Es-Sawwan. De latere stad is in 836 gebouwd door de Abbassieden-kaliefen onder al-Mu'tasim. De 17e eeuwse moskee met gouden gewelf is heiligdom voor de Sjiïtische moslims. Er zijn interessante ruïnes van veel paleizen, moskeeën en andere gebouwen, vooral de spiraalminaret uit de 9e eeuw is wereldberoemd.

Samos

Grieks eiland in de oost-Egeïsche zee. 468 km2. Bergachtig. Behoorde in de 9e eeuw v.C. tot de Ionische federatie, die hegemonie had in de Egeïsche en de Zwarte Zee. Het beleefde tot in de 6e eeuw v.C. een grote bloei. In de 5e eeuw v.C. werd het door Athene onderworpen. Daarna nog door de Macedoniërs, de Rhodiërs (Rhodos) en Egypte. In 132 v.C. kwam het onder Romeinse heerschappij, in 1550 onder Turkse. Van 1832-1912 was het een autonome staat onder Turkse souvereiniteit en vanaf 1912 hoort het weer aan Griekenland toe.

Saoedi-Arabië (Al-Mamlaka al-'Arabiya as-Sa'udiya)

Koninkrijk dat 4/5e deel van Arabië beslaat. 2.146.690 km.2. Ca. 12miljoen inwoners. In 1964 werd een volkstelling gehouden maar die niet gepubliceerd, waardoor het inwoneraantal niet zeker is, het zou zelfs tussen 3-miljoen en 12miljoen kunnen liggen. Hoofdstad: Riaad. Taal: Arabisch. Godsdienst: Islam. Geen leerplicht maar staats- en koranscholen, universiteit in Mekka. Het recht is gebaseerd op de koran, de slavernij werd in 1962 afgeschaft. Saoedi-Arabië omvat een woestijnplateau, dat vanaf de Perzische golf langzaam stijgt en bij de rode zee als een gebergte naar de kust afdaalt. Het klimaat is heet en droog. In de oase verbouwt men dadels, tarwe, gierst, fruit en andere zuidvruchten. De nomadische Bedoeïenen bedrijven veeteelt. De grootste rijkdom ligt in de aanwezigheid van petroleum in de bodem. Munteenheid: De rial (= 20 girsch). Havens: Damman en Djiddah. Geschiedenis: In 1924 veroverde Ibn Saoed de Hidjaz, dat hij toevoegde aan zijn stamland Nedjd. In 1926 uitgeroepen tot koning van de Hidjaz. In 1927 noemde hij zich koning van Hidjaz, Nedjd en andere districten. In 1932 werd de naam van de staat in Saoedi-Arabië veranderd.

Sardis

Ook wel Sardes. De Akropolis: Bekend als het huis van de kerk die de vijfde van zeven brieven aan de zeven gemeentes in de Openbaring ontvangen (zie de Bijbel). Sardes was de hoofdstad van het eens zeer machtige Lydische rijk en een van de grootste steden van de oude wereld. Gelegen aan de oever van de rivier de Pactolus, was Sardes 60 mijl landinwaarts verwijderd van Efeze en Smyrna. De stad werd het thuis van de beroemde bisschop Melito in de 2e eeuw.
Tempel van Artemis: Artemis was de belangrijkste godin van de stad en de tempel aan haar gewijd was één van de zeven grootste Griekse tempels (meer dan het dubbele van de grootte van het Parthenon). Artemis, bekend als Diana bij de Romeinen, was de dochter van Zeus en tweelingbroer van Apollo. Zij was de godin van de jacht, de maan en de vruchtbaarheid.
Sardis in de Openbaringen (Bijbel): en schrijf aan den engel der gemeente die te Sardis is, dit zegt Hij die de zeven Geesten Gods heeft en de zeven sterren: "Ik weet uw werken, dat gij den naam hebt dat gij leeft, en gij zijt dood. Zijt wakende, en versterk het overige dat sterven zou, want Ik heb uw werken niet vol gevonden voor God".
Het Gymnasium-badhuis: Een groot complex gebouwd in het centrum van de lagere stad waarin in de 2de eeuw ook een gymzaal en een badhuis werd opgenomen. Het complex was meer dan vijf hectaren in grootte en zijn westelijke deel werd gekenmerkt door grote gewelfde zalen die als zwembad dienden. Het oostelijke deel was een palaistra, een grote open binnenplaats voor oefening.
Synagoge: de synagoge van Sardis is opmerkelijk voor haar omvang en ligging. Het is een van de grootste oude synagogen ooit opgegraven. Op locatie is het te vinden in het midden van het stedelijke centrum, in plaats van op de periferie zoals voor synagogen typisch was. Dit getuigt van de kracht en de rijkdom van de Joodse Gemeenschap in de stad. Deze synagoge werd gebruikt in de 3de eeuw A.D.

Sardur II

Koning van Urartu van 760-730 v.C. Gedurende zijn regeerperiode namen de Urartu grote gebieden in vanwege de problemen destijds binnen het Assyrische rijk. Hun grondgebied strekte zich uit van de Eufraat tot aan Azerbaidjan in de hooglanden van Iran en in het noorden tot aan het meer Çildir. Na het aantreden van de Assyrische koning Tiglatpileser III, werden de Ssyriërs snel sterker en versloegen zij de Urartu in 742 v.C., waardoor hun grondgebied slonk tot de contreien van het Wan-meer.

Sargon I (de Grote) van Akkad / Sharukkin

Koning in het oude Mesopotamië, "heerser over de vier werelddelen". Waarschijnlijk dezelfde Sargon als "Sargon van Assyrië", die bekend stond als: "Sharrukin, of Sharru-kin(u)". Staat in de Sumerische koningslijst genoemd als de wijnschenker van Ur-Zababa (van Kisj), maar in de Assyrische koningslijst als de zoon van Ikunum, met echter een geheel andere periode (1860-1850 v.C.). Volgens een legende droomde hij dat de godin Inanna, de koning (Ur-Zababa) verdronk in een rivier van bloed en vertelde die droom aan zijn regent. Ur-Zababa zou daarop ter terechtstelling Sargon naar koning Lugal-Zagessi van Uruk hebben gestuurd, vergezeld van een bericht, maar de rest van de legende is verloren gegaan, waarschijnlijk was dit het gedeelte dat beschreef hoe Sargon de macht overnam van Lugal-Zagessi. De periodes van de genoemde koningen zijn niet geheel duidelijk, vallen hier en daar samen, maar liggen soms ook weer te ver uit elkaar. Sargon stichtte een groot Akkadisch "wereldrijk" dat eveneens Syrië, Anatolië en Elam/Iran omvatte. Domineerde eveneens in het westen van het Middellandse-Zeegebied en ten noorden van de Zwarte Zee en drong door tot zuidoost-Arabië. Zijn rijk strekte zich verder uit over het gehele gebied van Eufraat en Tigris en omvatte delen van het huidige Turkije. Superioriteit door de nieuwe beweeglijke oorlogstechniek met werpspeer, pijl en boog; de gevechtsmethode van de woestijn tegenover de Sumerische falanx met lange speer en zwaar schild. Stichtte als eerste een gecentraliseerde, multi-etnische staat, waarvan de ambtelijke inscripties in de Akkadische taal werden opgesteld en bouwde een nieuwe hoofdstad: Agade, van het rijk: Akkad. De vorst is Godkoning, nieuwe Akkadische goden: Isjtar Annunitu en de zonnegod Sjamsj. Vanwege de grote uitbreiding van het rijk had Sargon behoefte aan structurering, hierdoor kwam het Akkadisch steeds meer op de voorgrond en het Sumerisch verdween nagenoeg. Sargon stichtte een heuse dynastie en benoemde zijn dochter Enheduanna (schrijfster van verschillende Akkadische hymnen) tot hogepriesteres van Ur. Na Sargons' dood opstanden. Hij werd opgevolgd door zijn zonen Rimush en Manishtushu, maar vooral zijn kleinzoon Naram-Sin bracht het rijk tot hoogste bloei. Na ongeveer 160 jaar werd het rijk vernietigd door de Guti-Barbaren uit het Zagros gebergte.

Sargon II

Koning van Assyrië van 721-705 v.C. Ook wel Sharrukin, of Sharru-kin(u) genoemd. De naam Sargon is zoals de bijbel hem noemt. Vervolmaakte de verovering van het noordelijke Joodse koninkrijk van Israël, dat later bekend werd als Samaria. Nam de troon over van Salmanasser V. Het is niet zeker of hij de zoon was van Tiglatpileser III, over een indringer, zonder familiebanden met de koninklijke familie. Sloot een pact aan het begin van zijn regeerperiode met de Chaldeeër Marduk-apla-iddin en verloste alle tempels en de inwoners van Assur en Haran van de belastingen. Het tweemanschap streed op verschillende fronten tegen o.a.: de Assyriërs, de Elamieten, Syrië, Gaza, Rafia en Egypte. Sargon liet op zijn terugkeer Samaria herbouwen tot de hoofdstad van de nieuwe provincie Samerina en liet het vooral door Arabieren bewonen. Veroverde daarna delen van het Zagros-gebergte en de Hittitische stad Karchemish. Veroverde later ook het land Mana, nam de hoofdstad Izirtu in en stationeerde troepen in Perzië en Kar-Nergal (Kishesim). Bouwde eveneens nieuwe bases in Medië en stichtte daar diverse steden, die hij allen noemde naar Babylonische goden. Startte in 714 v.C. een grote campagne tegen het rijk Urartu, dat verzwakt was door andere oorlogen. Van deze periode zijn bijzonder veel overleveringen bewaard gebleven; we weten dat Sargon stad voor stad veroverde en bijna alles wat op zijn weg kwam vernietigde, waaronder ongeveer 450 steden. Verder ontdekte hij grote schatten en kon zich eigenaar noemen van een ton goud en 5 ton zilver, in totaal 334.000 objecten. In het jaar 713 v.C. bleef Sargon thuis terwijl zijn troepen doorgingen met hun veldtochten, een opstand die gesteund werd door Judah, Moab, Edom en Egypte werd neergeslagen en het Assyrische rijk onder Sargon groeide en groeide. In 710 achtte Sargon het veilig genoeg om Babylonië aan te vallen terwijl een ander leger van hem een veldtocht ondernam tegen Elam. Het lukte Sargon om Babylon te veroveren en hij werd gekroond tot koning van Babylonië. Hij bleef zelf 3 jaar in Babylon. Zijn zoon Sanherib werd uitgehuwelijkt aan de Aramische edelvrouw Naqi'a en bleef verder in het zuiden om de rust te bewaren. Verder werden enige gebieden in de buurt van de grens met Elam veroverd. Eveneens in 710 accepteerden de 7 koningen van Ia' (Cyprus) de Assyrische overheersing, in 709 onderwierp Midas, koning van Phrygië zich en in 708 werd Kummuhu (Commagene) een Assyrische provincie. Assyrische was nu op de top van haar macht, terwijl Urartu en Elam zeer verzwakt waren en de Egyptische invloed in Syrië vrijwel verdween. Ninevé bleef onder zijn heerschappij de hoofdstad van Assyrië, in 713 gaf Sargon de opdracht tot het stichten van Dur-Sharrukin (huis van Sargon) en het bouwen van een nieuw paleis aldaar, dit alles ca. 20 km. Ten noorden van Ninevé. Hiervoor werd land aangekocht en schulden kwijtgescholden teneinde een behoorlijk aantal werklui te kunnen mobiliseren. Het land werd gecultiveerd en olijfplantages werden gestart om de Assyrische olieproductie te kunnen verhogen. De stad Dur-Sharrukin was vierkant en mat 1760 x 1635 mtr. De muur om de stad was 16280 meter lang, wat correspondeerde met de numerieke waarde van Sargons' naam. In 705 moest Sargon het opnemen tegen de Simmeriërs, een nomadenstam uit het zuiden van Rusland die op het punt stonden om Urartu en Phrygië te verwoesten en daarna verder westwaarts te trekken, Sargon stierf in deze strijd en werd opgevolgd door zijn zoon Sennaherib, die regeerde van 704-681 v.C. Tijdens de regeerperiode van Sargon slaagden de Assyriërs er in om het koninkrijk Israël volledig te verslaan, dit vormde de basis van de legende van de "tien verloren stammen van Israël".

Sarissa

De sarissa was lang genoeg (ca. 3 meter) om een ​​vijand op afstand te houden, maar was in secties verdeeld om gemakkelijk te kunnen verplaatsen tijdens de mars.
Het meest onderscheidende wapen in het Macedonische leger, de sarissa, is waarschijnlijk voortgekomen uit eerdere jachtsperen die werden gebruikt om wilde zwijnen te onderwerpen. Macedonische infanteristen gebruikten het om gevaarlijker wild af te weren, namelijk de Spartaanse falanx.
Toen koning Filippos II campagne voerde in Griekenland, had hij niet het geld om een ​​wapenrusting te maken zoals die gebruikt werd door Griekse hoplieten, noch de tijd om zijn eigen dienstplichtigen te trainen in falanxmanoeuvres. Dientengevolge droegen zijn mannen lichtere bepantsering en droegen ze kleinere schilden met riemen, waardoor ze slagen konden afweren terwijl ze beide handen vrij hadden om de lichtgewicht sarissa te hanteren. De uitrusting van een Macedonische falangist bedroeg in totaal 20 kilo, vergeleken met 30 kilo voor de gemiddelde hopliet. De sarissa bood nog andere voordelen, met name de lengte van 3 meter en de stevige ijzeren speerpunt, die, bij een stuwkracht met twee handen, door het pantser van een vijand kon dringen. Philippos zette zijn troepen in strakke formaties, 10 man breed en 10 diep, en hield de manoeuvres aanvankelijk eenvoudig, waarbij hij zijn infanterie alleen gebruikte om een ​​vijand vast te pinnen totdat zijn cavalerie hen kon flankeren. Naarmate zijn falangisten ervaring opdeden, gebruikte hij ze flexibeler en agressiever.
Tegen de tijd dat de zoon van Philippos, Alexander de Grote, de troon erfde, hadden de sarissa en de tactieken die eromheen waren bedacht een revolutie teweeggebracht in de oorlogvoering en hielpen ze Macedonië en haar veroverde Griekse staten een campagne te lanceren die een ongekend deel van de westerse wereld onderwierp. Het bleef de strijd domineren totdat nog flexibelere Romeinse formaties en tactieken de Macedonische onafhankelijkheid in 146 v.C. tot een einde brachten.

Sarmaten

De Sarmaten (Latijn: Sarmatae) behoorden vanaf een eeuw v.C. tot de vierde Perzische confederatie, hun bloeiperiode zien we vanaf de vierde eeuw.
Afkomstig uit de centrale delen van de Euraziatische steppe, maakten de Sarmaten deel uit van de bredere Skythische culturen.
In de 4e en 5e eeuw stortte de oude, vermoeide wereld van de Romeinen ineen in een lange, geleidelijke doodsstrijd die we nu 'de val van Rome' noemen. Het Europa dat we vandaag kennen, heeft zijn wortels in de as van het West-Romeinse rijk, toen het werd weggevaagd door barbaarse indringers, opstanden, zware belastingen, plagen en klimaatverandering. Sommige historici noemen dit moment in de geschiedenis de "donkere middeleeuwen", terwijl anderen het een ï tijdperk noemen.
De oude Sarmaten, een groep nomadische stammen die tot in de late oudheid rond de Zwarte Zee leefden, werden op de een of andere manier onderschat onder de binnenvallende barbaren die hebben bijgedragen aan deze dramatische gebeurtenissen. Maar toen westelijke delen van het Romeinse rijk werden vertrapt door barbaarse invasies, waren de Sarmaten enkele van de taaiste spelers die er waren en veroorzaakten grote vernietiging alom. Terwijl de meeste nomadische stammen de voorkeur gaven aan snelle aanvalstactieken en boogschieten met paarden, stonden de Sarmaten bekend om hun aanval met lansen en hun zware gepantserde cavalerie, de cataphracten. Ze hielden stand tegen de grootste rijken in de buurt en weerden grote barbaarse plunderaars af, waaronder de Romeinen, de Sassanidische Perzen en zelfs Attila de Hun.
De Poolse adel stond erop dat deze oude nomadische krijgers hun voorouders waren en dit had op zijn beurt gevolgen voor alle lagen van de bevolking. Historisch gezien was de grote open vlakte, de steppe die reikte van Hongarije, Polen en Oekraïne tot aan Centraal-Azië, altijd een open route voor migrerende nomadische stammen. Ze reisden met hun vee en volgden cycli van vegetatie, de welvaart van groene weiden en vermeden de droogte van de zomer.
De Sarmaten waren Indo-Europese nomaden die verwant waren aan moderne Iraniërs. In de 4e eeuw v.C. vervingen ze gedeeltelijk de Skythen. Het wisselen van macht en naam was een patroon dat zich vaak herhaalde op de steppe. Stammen migreerden naar Europa, veroverden uitgestrekte regio's en gingen relaties aan met gevestigde mensen, die hen van landbouwvoedsel, militaire heffingen en arbeid voorzagen. Door de eeuwen heen was Oost-Europa het doelwit van vele nomadische golven, waaronder Hunnen, Avaren, Bulgaren en Magyaren. Hun laatste stap zou de vlakte van het moderne Hongarije zijn, de "poesta", aangezien ditr het einde van de route was, het laatste gebied dat geschikt was voor nomadische kuddes op hun mars naar het westen.
We kennen verschillende Sarmatische stamnamen, zoals Roxolani, Iazyges en deels ook Alanen.
De Sarmaten verzamelden de schedels van hun vijanden, sneden de bovenkant boven de wenkbrauwlijn af om het stabiel te maken, vulden de schedel met goud en gebruikten het ondersteboven als beker voor "kumys", een wijnachtige drank uit gefermenteerde paardenmelk. Ze vormden ook graag de menselijke huid en gebruikten die om paardentuigen, zadels en harnassen te maken. Ze gebruikten composietbogen, gemaakt van hout en dierenhoorn, en rookten graag marihuana. Deze laatste bezigheid werd gecultiveerd in een speciale tent, met cannabiszaad dat op hete rotsen werd gegooid en de daaruit voortvloeiende wietdamp die door de "barbaren" werd geïnhaleerd. In de 17e eeuw werd hetzelfde gebruik waargenomen onder Krim-Tataren.
Aan het einde van de 4e eeuw noemde de beroemde hofdichter van keizer Honorius twee Sarmatische stammen in zijn schrijven: "de Massagetae die hun paarden wreed verwondden zodat ze hun bloed konden drinken en de Alanen die het ijs breken en het water van het Maeotis-meer tot zich namen". Een historicus uit die periode, Ammian, noemde naast hun indrukwekkende lichaamsvorm, blond haar en felle ogen ook hun bevrijde vrouwen. De eerste bronnen die Sarmaten noemen, verbinden ze vaak met de legende van de Amazones. Volgens Herodotos versloegen de Grieken in Klein-Azië een stam oorlogszuchtige vrouwen en stuurden ze als slaven op een schip. De vrouwen kwamen in opstand, namen de controle over het schip en vestigden zich in een laagbevolkt gebied genaamd Sarmatia, aan de noordelijke kust van de Zwarte Zee. De Skythen vochten tegen hen, maar het mocht niet baten, dus stuurden ze later minnaars in plaats van krijgers. Zo werd gezegd dat de Sarmaten die in opmars waren, de vrucht waren van verraad en liefde, de kinderen van opstandige vrouwen en Skythische charmeurs. Een andere bron komt van Hippocrates, beschermheer van de moderne geneeskunde, die schreef dat Sarmatische meisjes de ontwikkeling van hun rechterborst tijdens de puberteit stopten door heet metaal rond de tepel te doen. Het doel van deze oefening was om de energie van de rechterarm voor boogschieten te behouden. Hij schreef ook dat in sommige stammen een meisje moest wachten tot ze minstens drie vijanden had gedood voordat ze in aanmerking kwam voor een huwelijk. Deze Amazone-achtige legendes waren bekend en werden vaak herhaald. Uit de archeologische vondsten weten we dat goedgeboren Sarmatische dames vaak werden begraven met wapens, en dat sommigen van hen door hun stammen als machtige heksen werden beschouwd. Volgens de historicus Jordanes werden sommige verdreven heksen later de moeders van de demonische Hunnen. Sommige van deze overleden vrouwelijke krijgers dragen de sporen van gevechtswonden bij onderzoek, dus hun bepantsering en wapens waren niet alleen ceremonieel. Volgens sommige moderne geleerden was de Sarmatische gendergelijkheid gebaseerd op hun omgeving. De barre levensomstandigheden op de steppe, met zijn extreme temperaturen, droogtes, oorlogen en de grote kans op het volledig uitsterven van een stam, vereisten dat zelfs vrouwen en kinderen deelnamen aan de strijd.
Nadat ze in de 1e eeuw buren waren geworden van het Romeinse rijk, traden de Sarmaten op als vijanden, bondgenoten en huurlingen. Tijdens Traianus' verovering van Dacië vochten Sarmatische stammen eerst samen met de Daciërs, maar lieten ze in de steek voordat ze definitief verslagen werden. Keizer Marcus Aurelius sneuvelde in de strijd tegen de Germaanse Quadiërs en de Sarmatische stam Iazyges. Vanwege zijn overwinningen kreeg hij twee eervolle bijnamen en titels, 'Germanicus' en 'Sarmaticus', zoals die twee woorden verwezen naar de vijanden van Rome uit het noorden en het oosten. De grote nederlaag van de Iazyges tijdens de zogenaamde Sarmatische oorlogen was in een veldslag op de bevroren rivier van Ister, de oude naam van de Donau. Zoals beschreven door de Romeinse kroniekschrijver Dion, dachten de nomaden dat het ijsoppervlak van de rivier hen een voordeel zou geven omdat hun paarden gewend waren aan zulk glad terrein. Maar de Romeinse infanterie werd niet op de vlucht gejaagd. Ze stonden dichterbij, gooiden hun schilden op de grond en gebruikten ze als stevige basis voor 1 voet. De Romeinen slaagden erin ze te grijpen en van hun paarden te gooien. In de chaotische strijd op korte afstand was hun zwaardere pantser een beslissende factor.
Verslagen Sarmaten werden vaak gespaard en opgenomen in het Romeinse leger. Sommige Sarmatische hulptroepen, of ondersteunende troepen, reisden met hen naar Groot-Brittannië.
In de strijd gebruikten Sarmaten een lange lans die met beide handen werd gehanteerd, een kontos genaamd. Ondersteund door het gewicht van een rennend paard, kon zo'n wapen een paar tegenstanders tegelijk spietsen. Hun cavalerie, vooral die van de Alanen, was als de tanks uit de oudheid, de voorouders van middeleeuwse ridders. Hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit Centraal-Azië, beïnvloedde de Sarmatische uitvinding van de kontos de militaire tactieken van de Perzische rijken van de Parthen en Sassaniden. Vanaf de 4e eeuw werd de konto ook een populair wapen onder de Romeinse cavalerie. Sommigen geloven dat Sarmaten ook de uitvinders waren van stijgbeugels, waardoor ruiters konden bewegen en opstijgen zonder bang te zijn te vallen. Een kataphract, of zwaar gepantserde ruiter, kon vechten tegen een groot aantal vijanden. Maar hij was erg duur om uit te rusten en te onderhouden. Als gevolg hiervan vormde hun favoriete militaire tactiek hun sociale systeem en waren Sarmatische samenlevingen verre van egalitair. De adellijke elite controleerde uitgestrekte gebieden van veroverde boeren van verschillende stammen. Dergelijke door slaven bewoonde koninkrijken waren niet al te duurzaam en vatbaar voor opstanden.
In de 4e eeuw werden de gebieden van de Sarmatische stammen opgenomen in het koninkrijk van Ermanaric, de koning van de oostelijke Goten, ook wel bekend als de Ostrogoten. Zijn enorme rijk zou zich uitstrekken van het Oeralgebergte tot de Donau en van Finland tot de Krim. Het bevatte Germaanse en Slavische stammen, verschillende nomaden, Grieken uit oude kolonies van de Zwarte Zee en zelfs Fins-Oegrische volkeren uit Noord-Rusland. De Sarmaten leken vrij goed samen te leven onder de Goten en leerden hen zelfs hun cavalerietactieken. Maar het bewind van Ermanarik duurde niet lang, want een nieuwe golf van indringers stond voor de deur: de Hunnen.
De invasie van de Hunnen in Oekraïne en West-Rusland was een steen die een grote lawine veroorzaakte die bekend staat als de Grote Volksverhuizing. En net als Germaanse Goten en andere stammen moesten de Sarmaten vluchten of gehoorzamen toen de Hunnen arriveerden. Op dat moment verdwenen de meeste Sarmatische stammen uit de geschiedenis. Verslagen Sarmaten werden geabsorbeerd door een nieuwe golf van nomaden. De enige Sarmatische stam die de overhand had en hun identiteit tot aan de moderne tijd wist te behouden, waren de Alanen. Sommigen van hen voegden zich bij de Hunnen, terwijl anderen in hun bergforten in de Kaukasus bleven. Een andere groep sloot zich aan bij de vluchtende West-Goten, de Visigoten, om zich vreedzaam te vestigen in de Romeinse provincie Thracië (min of meer waar Bulgarije nu is).
De Visigoten hadden hun eigen redenen om de Romeinen te haten. Op de vlucht voor de Hunnen, sloten de Goten een overeenkomst met de Romeinen, die hen toestonden zich als foederati op hun grondgebied te vestigen. De hele natie stak eerst de Donau over en bereikte Thracië, waar ze in vluchtelingenkampen onder toezicht van Romeinse functionarissen zouden worden geplaatst en gevoed, maar corrupte ambtenaren waren bezig met het stelen van de meeste proviand en de trotse Visigoten werden al snel gedwongen hun familiestukken, harnassen en zwaarden te verkopen, zodat ze ze konden ruilen voor alles wat eetbaar was. Ze kauwden zelfs op rotte hondenkarkassen voordat de Romeinen suggereerden dat, aangezien hun mooie wapens en schatten al waren verkocht, ze hun kinderen misschien als slaaf zouden verkopen. Dit was de laatste druppel voor de Visigoten (en de Sarmaten). Het resultaat was een grote gotische opstand en de grootste militaire nederlaag van de Romeinen, en misschien wel de meest invloedrijke: de slag bij Adrianopel in het jaar 378. De Alanen vochten als bondgenoten van de zegevierende Visigoten. De Romeinen werden volkomen vernietigd en verloren hun hele keizerlijke leger van 40.000 man en keizer Valens zelf inclusief hun hele officierskader, dat nooit werd herbouwd.
Tot het jaar 406 fungeerden de meeste Alanen als onvrijwillige bondgenoten van de Hunnen. Maar dat jaar deed zich de mogelijkheid tot een opstand voor. Een van de twee belangrijkste natuurlijke en militaire grenzen van het West-Romeinse rijk, de Rijn, bevroor. Op hetzelfde moment werden de uitgedunde Romeinse troepen naar Italië geroepen, bedreigd door barbaren. De Alanen grepen hun kans. Ze staken de Rijn over en smeedden een nieuwe alliantie met de Germaanse stam die bekend staat als de Vandalen. Vanaf dat moment begonnen de Alanen zich te gedragen als verschillende kleinere krijgsbendes, in plaats van als 1 stamvolk. Sommige stammen bleven in het oosten en vestigden hun Kaukasische bolwerken. Die Alanen zijn de enige Sarmatische natie die het heeft overleeft tot aan vandaag. Nu staan ​​ze bekend als Osseten, hun land is tegenwoordig verspreid over Rusland en Georgië en wordt nog steeds omstreden als autoritaire staat.
De groep die zich bij de Vandalen voegde, plunderde Gallië en liet ruïnes op hun pad achter. De Vandalen waren behoorlijk beroemd om hun destructieve vaardigheden. In Spanje werden deze Alanen uitgeroeid door hun oude rivalen, de Visigoten. De overlevende Alanen hielpen de Vandalen om Carthago te veroveren, de hele Romeinse vloot te verbranden en Rome te plunderen.
Een andere groep, onder leiding van koning Saul, sloot zich aan bij de Romeinen. Ze namen deel aan de Slag bij Pollentia in het jaar 402, toen het Romeinse leger de Visigoten aanviel, die Italië probeerden binnen te vallen. De Visigoten waren toen Ariaanse christenen en op die datum, 6 april, vierden ze de belangrijke mis van Pasen. Het was hoogst ongepast voor de Romeinen om hun vijanden bij zo'n gelegenheid aan te vallen. Gelukkig voor hen was het geallieerde leger van Alanen heidens. Ze hadden niets tegen de slinkse en verrassende aanval op de biddende Goten. Velen stierven, met inbegrip van de aanvallende koning Saul. De gotische koning Alaric verloor zijn familie, die tot gijzelaars werden genomen, en de slag wordt beschouwd als een van de laatste Romeinse overwinningen.
In de laatste decennia van het West-Romeinse rijk waren de meeste strijdkrachten, van gewone soldaten tot vooraanstaande generaals, barbaren. De christelijke bevolking wilde niet vechten, of kon het gewoon niet, niet in staat om de wapens en wapenrusting van hun voorouders te dragen. Hoge belastingen zorgden ervoor dat velen in opstand kwamen, waarbij de lokale bevolking vaak barbaarse indringers verwelkomde en zich bij hen voegde. De Alanen hielpen een dergelijke opstand in Noord-Frankrijk in de Armorica-regio neer te slaan. Later werd dit deel van Gallië gekoloniseerd door vluchtelingen uit Groot-Brittannië, die op de vlucht waren voor de Saksen. De Alanen vestigden zich daar, pasten zich goed aan en assimileerden uiteindelijk. Hun nakomelingen maakten waarschijnlijk deel uit van het leger van Willem de Veroveraar, die in 1066 de infanterie van Harold op de hellingen van Hastings afslachtten, de strijd die de geschiedenis van Groot-Brittannië voorgoed veranderde.
Misschien wel de meest bekende prestatie van de Alanen was de slag om de Catalaanse vlaktes, ook wel bekend als de slag om Chalons. In 451 na Christus viel Attila de Hun Gallië binnen. Attila had de leiding over een grote coalitie van meer dan twintig stammen, maar hetzelfde zou kunnen worden gezegd van zijn tegenstander, de Romeinse generaal Flavius ​​​​Aetius. De berekeningen lopen uiteen, maar beide legers telden circa 100.000 soldaten. Zijn leger bestond uit een paar Romeinse officieren, garnizoensoldaten van verlaten forten aan de Rijn, geallieerde Visigoten, Britten uit Armorica, geallieerde Saksen en nog veel meer. Tijdens de slag werden de Alanen, onder leiding van koning Sangiban, in het centrum geplaatst tegen het elitekorps van Attila zelf. Volgens de gotische historicus Jordanes, die een hekel had aan de Alanen, was dat omdat ze niet te vertrouwen waren. Een andere verklaring is dat zij de enigen waren, onder de wanhopige verzameling Romeinse troepen, die hem konden evenaren. En dat deden ze, terwijl ze bergen lichamen op het slagveld stapelden. Ze dwongen Attila voor de eerste keer te vluchten, waardoor Gallië werd gered en zijn legende van onoverwinnelijkheid werd vernietigd.
Tegenwoordig worden de oude steppemensen vereerd in Oekraïne en Rusland. Er is ook het fenomeen van het Poolse Sarmatisme, een culturele trend uit de 16e en 17e eeuw. Duizend jaar na de Slag bij Chalons besloot een andere natie van ruiters, uit de landen aan de rand van de Grote Steppe, dat zij de nieuwe Sarmaten waren, afstammelingen van Attila's vijanden. De heersende Poolse edelen zouden hun vermeende Sarmatische erfenis gebruiken om zich te onderscheiden als een politieke elite, waarbij ze een andere etnische afkomst claimden boven de rest van de samenleving, namelijk boeren en stedelingen. Ook wilden ze een reputatie als mensen die uitgestrekte landen konden beheersen. De Sarmatische periode in Polen komt kort nadat Polen en Litouwen samenkwamen in de Unie van Lublin om de megastaat te creëren die bekend staat als het Pools-Litouwse Gemenebest. De heersende Poolse edelen wilden zich hoogstwaarschijnlijk vestigen als hardnekkige overlevenden die in staat waren om met elke vijand om te gaan, net als de Sarmaten.

Sassaniden

De Sassaniden vestigden een rijk ongeveer binnen de grenzen die door de Achaemeniden waren bereikt, met de hoofdstad Ctesiphon. De Sassaniden probeerden bewust de Perzische tradities nieuw leven in te blazen en de Griekse culturele invloed uit te wissen. Hun heerschappij werd gekenmerkt door aanzienlijke centralisatie, ambitieuze stadsplanning, landbouwontwikkeling en technologische verbeteringen. Sassanidische heersers namen de titel van shahanshah (koning der koningen) aan als soevereinen over talrijke kleine heersers, bekend als shahrdars. Historici menen dat de samenleving in vier klassen was verdeeld: de priesters, krijgers, secretarissen en gewone mensen. De koninklijke prinsen, kleine heersers, grootgrondbezitters en priesters vormden samen een bevoorrechte laag, en het sociale systeem schijnt nogal rigide te zijn geweest.
De Sassanidische heerschappij werd versterkt door het Zoroastrisme, dat de staatsgodsdienst werd. Het Zoroastrische priesterschap werd enorm machtig. Het hoofd van de priesterklasse, de mobadan mobad, samen met de militaire commandant, de eran spahbod en het hoofd van de bureaucratie, behoorden tot de grote mannen van de staat. Rome, met als hoofdstad Constantinopel, had Griekenland vervangen als de belangrijkste westerse vijand van Perzië, en vijandelijkheden tussen de twee rijken waren frequent. Shahpur I (240-272), zoon en opvolger van Ardeshir, voerde succesvolle campagnes tegen de Romeinen en nam in 260 zelfs keizer Valeriaan gevangen. Tussen 260 en 263 had hij zijn verovering verloren aan Odenathus, en bondgenoot van Rome. Shapur II (regeerde 309-379) herwon de verloren gebieden echter in drie opeenvolgende oorlogen met de Romeinen.
Chosro I (531-579), ook bekend als Anushirvan de Rechtvaardige, is de meest gevierde van de Sassanidische heersers. Hij hervormde het belastingstelsel en reorganiseerde het leger en de bureaucratie, waarbij hij het leger nauwer aan de centrale regering dan aan lokale heren bond. Zijn regering was getuige van de opkomst van de dihqans (letterlijk: dorpsheren), de kleine landadel die de ruggengraat vormde van het latere Sassaniden-bestuur en het belastinginningssysteem. Khosro was een geweldige bouwer, verfraaide zijn hoofdstad, stichtte nieuwe steden en bouwde nieuwe gebouwen. Hij verbreedde de kanalen en bevoorraadde de boerderijen, die in de oorlogen waren verwoest. Hij bouwde sterke versterkingen bij de passen en plaatste onderworpen stammen in zorgvuldig gekozen steden aan de grenzen, zodat ze konden optreden als bewakers van de staat tegen indringers. Justinianus betaalde hem 440.000 goudstukken als smeergeld om de vrede te bewaren, maar hij schijnt een man te zijn geweest die oprecht van de vruchten van vrede genoot en geen reden zag om een ​​zinloze oorlog voort te zetten. Hij was tolerant ten opzichte van alle religies, hoewel hij verordende dat het Zoroastrisme de officiële staatsgodsdienst moest zijn, maar hij was niet onnodig verontrust toen 1 van zijn zonen christen werd. Ook onder zijn auspiciën werden veel boeken uit India gehaald en in het Pahlavi vertaald. Sommige hiervan vonden later hun weg naar de literatuur van de islamitische wereld.
Het bewind van Khosro II (591-628) werd gekenmerkt door de verkwistende pracht en weelde van het hof. Tegen het einde van zijn regeerperiode nam de macht van Khosro II af. In hernieuwde gevechten met de Byzantijnen genoot hij de eerste successen, veroverde hij Damascus en het Heilige Kruis in Jeruzalem. Maar tegenaanvallen van de Byzantijnse keizer Heraclius brachten vijandelijke troepen diep in Sassaniden-gebied.
In de lente van 633 CE besteeg een kleinzoon van Khosro, genaamd Yezdegerd, de troon, en in datzelfde jaar deden de eerste Arabische eenheden hun invallen in Perzisch gebied. Jaren van oorlogvoering hebben zowel de Byzantijnen als de Perzen uitgeput. De latere Sassaniden werden verder verzwakt door economische achteruitgang, hoge belastingen, religieuze onrust, rigide sociale stratificatie, de toenemende macht van de provinciale grondbezitters en een snelle wisseling van heersers. Deze factoren vergemakkelijkten de Arabische invasie in de zevende eeuw. Het was het begin van het einde: Yezdegerd was een jongen, overgeleverd aan de genade van zijn adviseurs, niet in staat om een ​​enorm land te verenigen dat aan het afbrokkelen was in een aantal kleine feodale koninkrijken. Rome dreigde niet meer. De dreiging kwam van de kleine gedisciplineerde legers van Khalid ibn Walid, ooit 1 van Mohammeds uitverkoren strijdmakkers en nu, na de dood van de profeet, de leider van het Arabische leger.

Koningen van de Sassaniden:

  • 224-241: Ardashir I
  • 241-272: Shapur I
  • 272-273: Hormoz I
  • 273-276: Bahram I
  • 276-293: Bahram II
  • 293-293: Bahram III
  • 293-302: Narseh
  • 302-309: Hormoz II
  • 309-379: Shapur II
  • 379-383: Ardashir II
  • 383-388: Shapur III
  • 388-399: Bahram IV
  • 399-420: Yazdgerd I
  • 420-438: Bahram V
  • 438-457: Yazdgerd II
  • 457-459: Hormoz III
  • 459-484: Peroz
  • 484-488: Balash
  • 488-496: Kaveh I (1e periode)
  • 496-498: Zamasp
  • 498-531: Kaveh I (2e periode)
  • 531-579: Khosro I, Anoushirvan
  • 579-590: Hormoz IV
  • 590-590: Bahram VI, Chobin
  • 590-628: Khosro II, Parviz
  • 628-628: Kaveh II
  • 628-629: Ardashir III
  • 629-629: Shahrvaraz
  • 629-630: Porandokht
  • 630-632: Hormoz V

Satrapie(ën)

Grote provincies van het oud-Perzische rijk, onder heerschappij van de satraap. Darius stelde als eerste de satrapieën in (21 stuks). De satrapen hadden heerschappij over hun satrapie, vooral in de veraf gelegen satrapieën mondde deze heerschappij uit in vrijwel volledige autonomie, vanwege de grote afstand tot de troon.
 

Sociale (en andere) dingen: