Gedetailleerde informatie (gr)
Griekenland / Griekse beschaving (Elliniki Dimokratia: Helleense republiek)
Ga naar:
Algemeen
Oppervlakte: 131.990 km2. Hoofdstad: Athene. Vormt de verbinding tussen de Balkan en de Middellandse Zee. Bergachtig (Pindus 2633 meter, Olympus 2918 meter), schrale vegetatie. Sterk gelede kusten door bochten en diepe inhammen, talrijke eilanden deels voor de kust, deels verderop in de Egeïsche zee: de noordelijke Sporaden, de Cycladen, de Dodekanesos, de zuidelijke Sporaden, Kreta en de Ionische eilanden. De rivieren zijn tamelijk onbelangrijk, behalve de Axios, de Strymón en de Evros. Huidige belangrijke steden: Athene, Saloniki en Patras. Het grootste gedeelte van de bevolking heeft de Grieks-orthodoxe godsdienst (meer dan 90%), verder nog Islam, rooms-katholiek en protestants. Een groot gedeelte van het Griekse vasteland dat nog in het jong-tertiair heeft bestaan is verzonken in zee, de resten van de massieven en bergketens steken als eilanden boven water uit, het gedeelte hiervan in de Egeïsche Zee noemt men wel de Griekse archipel: noordelijke Sporaden, Cycladen, zuidelijke Sporaden, Limnos, Mytilini e.a.Terug naar begin
Cultuur
De oude Grieken waren duidelijk politiek gezind, het hele leven speelde zich in het openbaar af. Griekenland is de bakermat der democratie, die voor alle burgers deelname aan het staatkundige leven waarborgde en, met name in Athene, wettelijk verplichtte; de inwonende vreemdelingen en slaven bleven hiervan uitgesloten. De familie was streng patriarchaal, de vrouw had geen deel aan het geestelijke en politieke leven. Het wedstrijdidee beheerste grote delen van het leven. De gymnastische wedstrijden waren cultische spelen, ook de opvoeringen van de tragedies waren wedstrijden om een krans. Filosofie en wetenschap ontwikkelden zich de 4e eeuw v.C. uit door niets of niemand belemmerde redevoeringen en gesprekken; hier wortelt de opvatting aangaande de vrijheid der wetenschap. Reeds in de 8ste eeuw v.C. valt 1 der hoogtepunten van de Griekse cultuur: Homeros (oudste Griekse dichter uit Ionisch gedeelte van Klein-Azië). In de Klein-Aziatische koloniën nam de Griekse cultuur oosterse invloeden in zich op. Als vrije, zuiver menselijke vorming, verzadigde zij in het Hellenistische tijdperk de gehele oude wereld en drong tot in het binnenland van Azië door. Onder het Romeinse keizerrijk vermengen de Griekse, de Romeinse en de christelijke cultuur zich tot één laat-antieke cultuur. De Griekse filosofie (Plato, Aristoteles, Stoa) en literatuur en sedert de renaissance ook de Griekse kunst, wetenschap, staatsleer, levenshouding en mythologie, behoren in onze huidige tijd tot het nog immer levende erfdeel van het oude Griekenland.Terug naar begin
Godsdienst
De Griekse godsdienst was een versmelting van zeer uiteenlopende elementen, oorspronkelijk geloofde men in het bevolken van de aarde door zeer veel goedaardige en kwaadaardige wezens, wier gunst men steeds trachtte te verwerven of die men op een afstand trachtte te houden. Ook de zielen van de verwante overleden behoorden tot deze goden en geesten. Daaruit ontwikkelde zich de cultus van de heros die in de officiële staatsreligie een vooraanstaande plaats innam. Een ander oud element van de godsdienst vormde de cultus van Moeder Aarde, die gericht was op de vruchtbaarheid. Later ontwikkelden deze elementen zich tot de Godencultus van de feodale ridderstand: goden die op de Olympus woonden in hun eigen burchten en onsterfelijk waren, doch wel alle menselijke eigenschappen bevatten. Homeros en Hesiodos hebben deze godenwereld geordend, er ontwikkelde zich een mythologie die het ontstaan van hemel (Ouranos) en aarde (Gaia) vanuit de chaos verklaarde. Uit de verbinding van hemel en aarde ontstond het godengeslacht der Titanen onder leiding van Kronos, dat overwonnen wordt door Zeus de hemelgod en zijn Olympische medegoden Hera, Poseidon, Demeter, Apollo(on), Artemis, Hermes, Hestia, Ares, Afrodite, Hefaistos en Athene. Van andere gebieden zoals Klein-Azië en Voor-Azië kwamen andere goden als Dionysos (Bakchos) met zijn gevolg (Pan, de herdersgod, nimfen en saters). Later kwamen nog andere goden erbij: Persefone, Asklepios, Eos, Iris, de zeegoden Proteus, Triton, Amfitrite en Glaukos samen met de negen muzen. Achter de goden stond, als allesbeheersende en onpersoonlijke macht, het blinde noodlot (Moira). De zielen der afgestorvenen, zo dacht men later, gingen naar een gemeenschappelijk dodenrijk, de Hades. Men bracht offers, bad tot de goden en voerde magische riten op in heilige bossen en tempels. Uit de vlucht der vogels, de ingewanden van offerdieren en de uitspraken van orakels (zieners / waarzeggers) vernam men de wil van de goden, waar men ook naar handelde. Bij alle belangrijke besluiten werden eerst de orakels geraadpleegd, zo werden bijvoorbeeld oorlogen tegengehouden of juist gestart omwille van een uitspraak van een orakel. Er was geen duidelijk geloofsvoorschrift. Vanaf de 8ste - 6e eeuw groeiende verering voor Apolloon met als belangrijkste cultuscentrum het orakel van Delfi. Verder in die tijd vond ook een groeiende verering plaats van de Dionysosdienst, de mysteriën en het Orfisme. De razernij van de Dionysoscultus vond zijn hoogtepunt in het levend verscheuren en eten van een dier, waarvan men dacht dat de god in het dier was en waardoor dus de levenskracht daarvan door de mensen werd opgenomen. De Orfiek neemt de mythe van Dionysos over maar niet het wilde ervan. Verwant in geesteshouding zijn ook de mysteriën, waarvan reeds in de 6e eeuw die van Eleusis (Demetercultus) een belangrijke plaats innam. De 4e eeuw geeft de ineenstorting van de polis-religie te zien, de schokkende politieke en sociale gebeurtenissen deden het vertrouwen in de oude goden slinken. Karakteristiek voor de verwarring is de opkomende verering van Tyche: het toeval. Het religieuze leven verliest steeds meer van zijn karakter, vooral na Alexander de Grote wordt de mens een kosmopoliet, die dan ook individueel staat tegenover de bovenmenselijke machten en persoonlijk ergens zijn toevlucht moet zoeken. Men houdt zich dan vooral vast aan de goden van de mysteriën, o.a. de uit Egypte en Klein-Azië geïmporteerde. Anderzijds gaat men steeds meer de koningen als goden vereren, deze zijn tastbaar en zichtbaar (epifanie). Veel van de meer ontwikkelde Grieken namen hun toevlucht in de wijsbegeerte, die wegens het tekortschieten van de religie tegelijk levensleer en heilsleer wil zijn. Vooral de stoa en het neoplatonisme trachtten elk op eigen wijze de lege ruimte op te vullen. Daarnaast bloeide een wijdverbreid magisch-mystiek-gnostisch syncretisme dat met aan allerlei godsdiensten ontleende oude godsnamen en leringen de religieuze behoeftes trachtte te bevredigen. Zo verdween de oude godsdienst steeds verder tot zij in de 5e eeuw na Christus ophield te bestaan.Terug naar begin
Kunst
Sinds 1000 v.C. in aansluiting op de laat-Myceense kunst had de kunst een geometrische stijl; vazen met streng lineaire ornamenten en figuurtekeningen (diplonvazen), klein beeldhouwwerk in klei en brons. Sedert ca. 650 v.C. trad een archaïsche stijl in, hieruit komen de eerste monumentale voortbrengselen van bouw- en beeldhouwkunst en vaasschilderingen in verhalende stijl. Sedert ca. 500 v.C. ziet men een klassieke stijl opkomen (strenge stijl, vroegklassiek), vanaf 450 v.C. noemt men de stijl: hoogklassiek en vanaf 400 v.C. laatklassiek, welke doorliep tot de Hellenistische tijd (Hellenistische stijl) die zijn intrede deed na de dood van Alexander de Grote (232 v.C.). In de architectuur nam men in de tempelbouw als uitgangspunt de centrale cella met voorhof (antentempel met zuilenomgang: peripteros). Drie stijlen (vooral verschillen in het kapiteel = bovenste, verbrede en versierde gedeelte van een zuil) zijn bepalend voor de tot een vast schema ontwikkelde tempelbouw (zuilen, balkwerk en gevel). De tempels in de Dorische bouwstijl zijn zwaar en gedrongen, met gecanneleerde zuilen zonder basis en met boven de architraaf afwisselend trigliefen en metopen (Zeus-tempel te Olympia van 470-460 v.C., de Poseidontempel te Paestum uit ca. 450 v.C. en het Parthenon van 448-432 v.C.). Na de 4e eeuw v.C. worden de Dorische tempels zeldzaam. De Ionische bouwstijl is ontstaan aan de Ionische kust van Klein-Azië, deze is slank van verhoudingen met zuilen met een rijk geprofileerde basis en een kapiteel dat uit twee voluten (krulvormige versiering) bestaat, bij de Attische tempel ook een doorlopend, met reliëf versierd fries boven de architraaf (Akropolis: de Niketempel uit ca. 430 v.C. en het Erechteion van ca. 420-408 v.C.). Daarna raakte de Korintische bouwstijl meer en meer in opkomst: sinds ca. 400 een kapiteel bestaande uit een kelkvormige kern en acanthusbladeren. Een verbreiding van deze stijl vond plaats in de Hellenistische tijd (Lysikratesmonument te Athene uit 334 v.C.). In deze tijd zien we nieuwe bouwwerken in de residenties der Diadochen (Pergamon, Alexandria, Antiochia) waaronder grote markten, raadhuizen, theaters, bibliotheken, paleizen, baden rijk aan beeldhouwwerk, wandschilderingen en mozaïeken. In de beeldhouwkunst valt de archaïsche stijl samen met de vroege Dorische tempels: we vinden reliëfdecoraties op tempelgevels (bijv. in Korfoe uit ca. 590 v.C.) en met open reliëf (zoals in Selinos uit ca. 530 v.C.). We zien verder goden en zegevierende strijders als naakte jongelingsgestalten en godinnen als geklede koorfiguren. In deze periode is ook het beeldhouwwerk aan de tempelgevel op Egina gemaakt en grafmonumenten, vooral in Athene. Na de overwinning op de Perzen doet in de beeldhouwkunst de klassieke stijl zijn intrede, er komt meer oog voor anatomie. Tot de strenge stijl van de eerste klassieke periode in de beeldhouwkunst rekenen we de gevelsculpturen en metopen te Olympia, bronsfiguren van de wagenmenner (Delfi), de Poseidon van Euboia (eiland in de Egeïsche zee): de tyrannendoders Harmodios en Arostogeiton, waarvan een kopie te vinden is in Napels. De hoogklassieke stijl in de beeldhouwkunde (5e eeuw v.C.) wordt ingeleid door Myron met als grootste vertegenwoordiger Feidias (het Parthenonfries is gemaakt onder zijn leiding, een beeldhouwwerk met goud en ivoor dat niet bewaard is gebleven). Verder zien we ook de jongelingsgestalten (Diadoumenos en Doryforos) door Polykleitos. De meesters der laatklassieke stijl waren: Praxiteles, Scopas en Lysippos (bekend van een beeldhouwwerk van Alexander de Grote). In de Hellenistische stijl worden lichaamsbeweging en gelaatsuitdrukking op een barokke wijze benadrukt, met name uit Pergamon het altaarfries te vinden in Berlijn en de stervende Galliër te vinden in Rome. Verder ook de Nike van Samothrake en de Afrodite van Milo, beiden te vinden in Parijs. Daarnaast hebben we uit de Hellenistische stijl ook nog de Laokoöngroep uit ca. 50-25 v.C. welke te vinden is in het Vaticaan. In de eerste eeuw v.C. bestond naast de barokke stijl eveneens een klassicistische, op vroegere stukken geïnspireerde stijl. In de schilderkunst kennen we de schilderingen van Polygnotos, Apelles e.a. welke gevonden zijn te Vergina in Noord-Griekenland en reeds door oude beschrijvingen bekend waren. Goede indrukken krijgen we van vaasschilderingen, de muurschilderingen te Pompeji (die op Griekse schilderingen teruggaan) en verder de "overwinning van Alexander de Grote op Darius" die op een Grieks origineel uit ca. 300 v.C. teruggaat.Terug naar begin
Literatuur
Uit de 8ste eeuw v.C. kennen we de heldendichten van Homeros: de Ilias en de Odyssee. Uit ca. 700 v.C. stammen de leerdichten van Hesiodes. Sedert ca. 650 v.C. worden de cultische koorzangen een voortbrengsel van de litteraire kunst. Deze periode betekende de bloeitijd van de monodische lyriek (Sapfo, Alkaios op Lesbos, Aanakreon in Ionië). Verder ook de vermanende, spottende en bespiegelende poëzie van Tyrtaios, Archilogos en Solon. In het midden tot het einde van de 6e eeuw v.C. doen de eerste filosofische teksten in proza hun intrede (Anaximander, Herakleitos), ook teksten in hexameters (Parmenides, Empedokles). Na 550 v.C. krijgt Athene een grotere invloed op het litteraire leven. De 5e eeuw v.C. was de bloeitijd van de tragedie (Aischylos, Sofokles, Euripides) wat gevolgd werd door de oud-Attische komedie (Eupolis, Kratinos, Aristofanes). Buiten Athene vindt een nabloei plaats der koorlyriek door de Thebaan Pindaros en door bakchylides uit Keos. Belangrijke geschiedschrijvers uit deze tijd waren Herodotos en Thukydides. In de 4e eeuw v.C. bestaat een dominerende rol voor de proza. Belangrijke redenaars waren: Isokrates, Demosthenes, Filosofische werken van Plato, Xenofon, Aristoteles en Epicurus. Aan het einde van de 4e eeuw v.C. zien we de zogenaamde nieuwe komedie ontstaan in Athene (Menander). Na de dood van Alexander de Grote (323 v.C.) bestaat de Hellenistische dichtkunst aan de vorstenhoven der Diadochen (Antiochia, Pergamon, Alexandria). Poëzie en geleerdheid gaan dan samen. Belangrijke dichters uit de Hellenistische periode waren Kallimachos en Apollonios. Theokritos ontwikkeld aan het begin van de derde eeuw v.C. het genre der herderspoëzie. Ca. 150 v.C. is het begin van de Romeinse invloed in de literatuur, die tot ca. 100 a.D. blijft overheersen. Hierna begint de renaissance der Grieken in het kader van de filosofie met o.a. Plutarchos en Epictetus. In de 2e eeuw zien we de vakliteratuur ontstaan (Arrianos, Galenus, Pausanias, Ptolemaios), verder ook satiren van Lucianus en de ontwikkeling van de Griekse roman met Aristeides van Milete. Uit de derde eeuw kennen we werken van de filosoof Plotinos en de historicus Dio Cassius. Verder ook Griekse romans van Heliodoros en Longos. In de 4e ben 5e eeuw wordt Constantinopel het litterair centrum, uit deze periode kennen we ook nog werken van de romanschrijver Proklos te Athene. De Egyptenaar Nonnos (5e eeuw) schrijft nog een groot heldendicht met mythische inhoud. Sedert de 3e eeuw is er een groeiende invloed van het christendom.Terug naar begin
Muziek
Van de Griekse muziek uit de oudheid is niet veel bekend, we kennen enkele verhandelingen door oude filosofen en uit afbeeldingen. Bewaard bleven slechts enkele hymnen en het zogenaamde Seikilosliedje. Aanvankelijk bestond er een onverbrekelijke eenheid tussen vers en zang, waarbij in de vroegste tijd (tot ca. 5e eeuw v.C. ook de dans hoorde). Begeleidingsinstrumenten waren de lyra voor de huismuziek, de grotere kythara voor wedstrijden en de schalmei-achtige aulos. Ongeveer aan het einde van de 5e eeuw ontstond een zelfstandige, instrumentale muziek. De rijk ontwikkelde muziektheorie had een grote invloed die tot in de middeleeuwen doorwerkte. De Griekse muziek kende geen samenklank en was uitsluitend melodisch. De omvang van de beschikbare tonen besloeg twee octaven, meestal voorgesteld van A tot a1 ,doch niet aan een vaststaande toonhoogte gebonden. Maakte men uitsluitend van de stamtonen gebruik dan sprak men van het diatonisch toongeslacht. Elke toon van het diatonisch toongeslacht kon een grondtoon van een toonladder zijn, het uitgangspunt was de dorische toonladder; e1 - e (het spiegelbeeld van onze majeur-toonladder). Andere reeksen waren de Frygische; d1 - d en de Lydische c1 - c toonladder. Het notenschrift bestond uit letters.Terug naar begin
Griekse taal en schrift
Het oud-Grieks, een tak van de Indo-Europese talen was de wereldtaal der klassieke oudheid. Door litteraire overlevering sedert Homeros bekend. De belangrijkste van de vele dialecten waren: Ionisch-Attisch, Aiolisch en Dorisch, welke als taal der Spartanen Lakonisch wordt genoemd. Het Attische dialect werd het belangrijkste door het geestelijke en politieke overwicht der Atheners (Attika). Het ontwikkelde zich van de 5e tot 4e eeuw v.C. tot een hoog-litteraire taal en werd verder buiten zijn eigenlijke ontstaansgebied verbreid tot de rest van Griekenland. Deze taal breidde zich na de kolonisatie uit naar het oosten tot aan de grenzen van Indië, naar het zuiden door geheel Egypte, naar het westen tot Spanje (Malaga) en naar het noorden tot aan de Krim. In de Hellenistische tijd (327-323 v.C.) ontstond uit het Attisch, door invloeden van andere dialecten de koiné, het gemeenschappelijk idioom, dat ook litteraire toepassing vond, met name door Helleense buitenlanders. Sedert het midden van de eerste eeuw v.C. streefde men er naar het Attisch weer tot litteraire taal te maken. Veranderingen in schrijfwijze en uitspraak leidden in de 5e eeuw n.C. tot de taal der Byzantijnen het Middelgrieks, waaruit zich na 1453 het Nieuwgrieks ontwikkeld heeft. Het schrift van de Grieken is waarschijnlijk aan de Phoeniciërs ontleend in de 11e eeuw v.C. Daarna is het echter sterk veranderd, met name door het invoeren van klinkertekens, waarvoor ze de in hun taal niet voorkomende tekens voor geaspireerde steminzettingen gebruikten. Men maakte voordien slechts gebruik van hoofdletters. Uit het kleine letterschrift van de 9e eeuw n.C. ontwikkelde zich onder invloed van het Latijnse schrift in de 17e eeuw het Nieuwgriekse schrift.Terug naar begin
Griekenland: tijdlijn
Vóór 2000 - 1200 v.C. Egeïsche beschaving |
: | Brandpunt op Kreta (Knossos, Faistos): Minoïsche beschavingstijdvakken. De bloei straalt uit naar het vasteland (Mykene, Tiryns, Argos, Sparta). |
1300 - 1000 v.C. Invallen der Grieken |
1300 - 1100 v.C. | Verbreiding van de uit het noorden gekomen Ioniërs en Achaiërs over Griekenland, de Egeïsche eilanden en de westkust van Klein-Azië. |
1100 - 1000 v.C. | Dorische invallen: de Peloponnesos door Doriërs bezet. | |
1000 - 700 v.C. Gr. m.e. (Riddertijd) |
: | Vorming van stadstaten (polis), in de hand gewerkt door de geografische situatie |
Na 800 v.C. | Kolonisatie van de kusten van zuid-Italië, Sicilië en de Zwarte Zee. Vorming van de staat Sparta (op militaire basis) op de Peloponnesos en de staat Athene in Attika. Het koningsschap wordt in de meeste poleis al vroeg vervangen door aristocratieën (adelsregeringen) | |
776 v.C. | Begin van de tijdrekening der Olympiaden | |
650 - 500 v.C. Bloeitijd der Tirannen |
: | Korinthe: Kypselos en Periander. Sikyon: Kleisthenes. Megara: Theagenes |
621 v.C. | Wetgeving en wetscodering te Athene door Drako | |
594 v.C. | Wetgeving en wetscodering te Athene door Solon | |
560 - 510 v.C. | Pisistratos en zijn zonen tirannen van Athene | |
550 v.C. | Vorming van de Peloponnesische bond onder Sparta | |
510 v.C. | Verdrijving van tirannen uit Athene | |
509 v.C. | Democratische wetgeving door Kleisthenes | |
507 v.C. | Invoering schervengerecht (ostracisme) | |
500 - 479 v.C. Tijdperk der Perzische oorlogen |
500 - 494 v.C. | Opstand der Griekse steden in Klein-Azië tegen Perzië. |
492 v.C. | Eerste tocht der Perzen tegen de Grieken onder Darius I (521-485 v.C.): Perzische vloot lijdt schipbreuk bij Athos Tweede tocht der Perzen. De Athener Miltiades verslaat hen bij Marathon |
|
480 - 479 v.C. | Derde tocht der Perzen onder Xerxes. De pas Thermopylai die bewaakt wordt door een Spartaans leger onder Leonidas, wordt door de Perzen geforceerd, alle Spartanen sneuvelen. De Perzische vloot wordt bij Salamis door de Athener Themistokles verslagen. Het Perzische leger wordt door het Spartaans-Atheense leger verslagen bij Plataiai. De Perzen trekken zich terug uit Griekenland. | |
477 - 404 v.C. Atheense hegemonie |
477 v.C. | Oprichting Attisch-Delische bond |
470 v.C. | Themistokles door ostracisme verbannen | |
470 - 461 v.C. | Kimon conservatief leider van Athene, zoekt vriendschap met Sparta | |
461 429 v.C. | Perikles leidt Athene. Bloei van kunst, wetenschap en literatuur (tijdperk bekend als de "eeuw van Perikles") | |
431 - 404 v.C. | Peloponnesische oorlog tussen Sparta en Athene om de hegemonie | |
421 v.C. | Vrede van Nikias | |
415 - 413 v.C. | Atheense expeditie naar Sicilië o.l.v. Nikias en Alkibiades. Deze is mislukt, daarna is Nikias terechtgesteld en Alkibiades vlucht naar Sparta. | |
404 v.C. | Lysander neemt Athene in. | |
404 - 378 v.C. Spartaanse hegemonie |
395 387 v.C. | Korinthische oorlog: Sparta in oorlog met Korinthe, Thebe, Athene en Perzië |
387 v.C. | Zogenaamde koningsvrede/Antalkidasvrede tussen Perzië en Sparta: de Ionische steden en Cyprus weer onder Perzische heerschappij | |
378 - 362 v.C. | 378 - 362 v.C. | Thebe-Athene onder leiding van Epaminondas en Pelopidas tasten de Spartaanse hegemonie in Griekenland aan |
371 v.C. | De Spartanen bij Leuktra door Epaminondas verslagen | |
362 v.C. | De Spartanen verslagen bij Mantinea door Epaminondas die daarbij sneuvelt | |
362 - 338 v.C. | : | Veel onderlinge strijd in Griekenland |
359 - 336 v.C. | Philippos II koning van Macedonië | |
338 v.C. | Slag bij Chaironeia. Philippos II verslaat Atheners-Thebanen en vernietigd Griekenland. Het einde van de onafhankelijkheid der Griekse stadstaten | |
338 - 179 v.C. Macedonisch tijdperk |
336 - 323 v.C. | Alexander de Grote, Perzië vernietigd. Alexanders tocht naar Azië verbreidt de Griekse cultuur over de toenmalige beschaafde wereld. |
323 - 197 v.C. | Verwarringen van de Diadochentijd. Vergeefse pogingen der Grieken om zich van de Macedonische overheersing te bevrijden. | |
197 v.C. | De Macedoniërs door de Romeinen beslissend verslagen bij Kynoskefalai | |
197 v.C. - 395 Romeinse tijd |
146 v.C. | Ondergang van de Achaïsche bond, verwoesting van Korinthe. Griekenland wordt een Romeinse provincie. |
395 - 1453 Byzantijnse tijd |
395 | Griekenland wordt een deel van het oost-Romeinse (Byzantijnse) rijk |
529 | Sluiting van de Atheense academie | |
800 - 975 | Invallen van de Saracenen | |
975 - 1000 | Invallen van de Bulgaren | |
1204 | Frankische ridders maken zich meester van Griekenland (kruistochten) | |
1261 | Herovering van Konstantinopel | |
1453 - 1821 Turkse tijd |
1453 | Val van (Grieks) Konstantinopel |
1461 | Griekenland door de Turken veroverd en van 1451 tot 1461 wordt het Griekse rijk bij Turkije ingelijfd | |
1821 - 1830 | Griekse vrijheidsoorlog: Ypsilanti | |
1822 | Uitroeping van de Griekse onafhankelijkheid, Filhellenen in West-Europa | |
1826 | Mesolongión wordt verloren aan Turkije | |
1827 | Zege over Turkije bij Navarino | |
1829 | Terugverovering van Mesolongión | |
1830 - 1924 Koninkrijk |
1829 - 1830 | Londens protocol: Griekenland wordt een zelfstandig koninkrijk |
1832 - 1862 | Koning Otto (prins van Beieren) | |
1844 | De grondwet wordt afgekondigd | |
1863 - 1913 | George I | |
1863 | Verwerving van de Ionische eilanden | |
1881 | Verwerving van delen van Thessalië en Epirus | |
1912 - 1913 | Balkanoorlog. Verovering van Kreta, Macedonië en vele eilanden en de rest van Thessalië en Epirus | |
1913 - 1917 | Constantijn I | |
1917 | Onder leiding van Venizelos deelname van Griekenland aan de eerste wereldoorlog aan de zijde van de geallieerden | |
1917 - 1920 | Alexander I | |
1920 - 1922 | Constantijn I opnieuw koning | |
1920 | Gebiedsuitbreiding ten koste van Turkije: Thracië, de Egeïsche eilanden en mandaat over Smyrna | |
1921 - 1922 | Nederlaag tegen Kemal Atatürk, verlies van Oost-Thracië, verdrijving van 1,6 miljoen Grieken uit Klein-Azië, Constantijn I regeert vanaf een afstand | |
1923 - 1924 | George II | |
1924 - 1935 Republiek |
1924 | Venizelos roept de republiek uit |
1930 | Grieks-Turks vriendschapspact | |
1935 - 1967 Herstel van de monarchie |
1935 | Revolutie van Venizelos mislukt, na volksstemming herinvoering van de monarchie |
1935 - 1947 | George II keert terug op de troon | |
1940 - 1945 | Tweede wereldoorlog: 1e jaar vergeefse aanvallen van de Italianen | |
1941 | Bezetting door de Duitsers, Italië krijgt het burgerlijk bestuur, Partizanenoorlog. | |
Eind 1944 | Terugkeer Griekse regering, burgeroorlog tussen de gevechtsformaties van de extreme partijen. De naburige landen Joegoslavië, Bulgarije en Albanië eisen de invoer van het communisme in Griekenland, Engeland probeert te helpen dit te voorkomen | |
Zomer 1945 | Met hulp van Amerika (en nog steeds Engeland) wordt het communisme afgewend (Trumandoctrine). In de noordelijke bergen wordt tot 1949 gevochten. Heropbouw met middelen van het Marshall-plan. | |
1947 - 1961 | Paul I | |
1952 | Griekenland wordt lid van de N.A.V.O. | |
1960 | Cyprus wordt onafhankelijk, ontspanning van de verhoudingen met Turkije | |
1964 - 1967 | Constantijn II | |
1967 - 1974 Kolonelsregime |
1967 | Na herhaalde wrijvingen tussen de behoudende en de progressieve (exponent: Papandreou) elementen komt het in april tot een militaire staatsgreep, Kolias wordt premier en de verkiezingen worden afgelast, verder vinden er vele arrestaties plaats. In december mislukt een revolte van koning Constantijn II, die in 1967 in ballingschap ging. Daarna komt een dictatoriaal bewind onder leiding van de kolonels Patakos en Papadopoulos. De grondwet wordt buiten werking gesteld. |
1973 | Militair regime vervangt Papadopoulos | |
1974 Republiek |
1974 | Volksstemming en einde van de monarchie, volk kiest voor de republiek. Ontstaan van het conflict met Turkije om Cyprus, Turkije houdt na een invasie 40% van Cyprus bezet. Er vinden processen plaats tegen de verantwoordelijken van de staatsgreep van 1967. Militair regime wordt afgezet en Karamanlis wordt minister president. |
1975 | : | Nieuwe grondwet |
28-5-1979 | : | Griekenland treedt toe tot de E.E.G. |
1981 | : | Andreas Papandreou wordt minister-president |
1985 | : | Karamanlis treed af als president, Christos Sartzetakis wordt nieuwe president |
1990 | : | De nieuwe democratie onder Konstantin Mitsotakis vormt de regering en Karamanlis weer president |
1993 | : | Andreas Papandreou wordt opnieuw minister president |
1995 | : | Karamanlis treedt af, Constantinos Simitis wordt premier en Konstantinos Stefanopoulos president |
1996 | : | Opnieuw spanning tussen Turkije en Griekenland vanwege Cyprus |
1999 | : | Verbetering van de relatie met Turkije |
2000 | : | Konstandinos (Kostis) Stephanopoulos wordt president en Kostandinos Simitis weer premier |
2001 | : | Griekenland treedt toe tot de Europese Monetaire Unie |