Koning van Lagash, stad-staat in het oude Mesopotamië, 21e eeuw v.C. Volgens sommige bronnen opvolger van Urbaba/Ur-Bau, volgens andere bronnen eerst nog voorgegaan door Nammaghani die twee jaar regeerde. Kwam waarschijnlijk van buiten Mesopotamië, maar trouwde met Ninalla, de dochter van Ur-Bau, destijds heerser van Lagash. In Ur, Nippur, Adab, Uruk en Bad-Tibira zijn inscripties van hem gevonden, waardoor we weten dat de macht van Lagash tot ver in Mesopotamië reikte. Net zoals Eanatum van Lagash, Lugalzagesi van Umma en Sargon van Akkad, noemde Gudea zich Lugal (grote man), in het Akkadisch: Sharrum. Er is een inscriptie gevonden waarop hij zich zelfs "God van Lagash" noemt. De periode van Gudea staat niet bekend als een periode met schermutselingen, maar één van aanleg van irrigatiekanalen, tempels en van grote giften aan de goden. Opmerkelijk is dat er 26 beelden van Gudea zijn gevonden, gewijd aan diverse goden. In het begin van zijn periode waren de beelden klein en van regionale materialen, later werden ze groter en werden er materialen gebruikt die afkomstig waren uit de opgebouwde handelsroutes, vooral het exotische dioriet was erg populair. Gudea was een zeer populair leider, streefde naar vrede en onderling respect. Zijn zoon Ur-Ningirsu zette de constructieve lijn van Gudea door.
Gugal
Het Sumerische woord "gugal" betekent zoiets als "water-meester", diegene die de macht heeft over het water, die beslissen kan over het water. Water was en is altijd het belangrijkste element in de ontwikkeling en het voortbestaan van de mens, het kunnen beheren van water was essentieel voor het bereiken van een bestaan met enige zekerheid, water lest niet alleen de dorst maar bevloeit ook de gewassen, bevat vissen die we kunnen eten en maakt het mogelijk te reizen naar andere gebieden. Een gugal was een belangrijke functionaris bij de Sumeriërs, hij bepaalde wanneer en hoe water geleid werd naar de landerijen en grote gugals konden kanalen aanleggen en rivieren omleggen of geheel afsluiten waardoor andere stad-staten in nood kwamen. Wie de macht had over water had veel te vertellen.
Barbarenvolk uit het Zagros-gebergte dat o.a. de grens vormt tussen Iran en Irak. Weinig is van hen bekend, enkele inscripties met namen hebben we teruggevonden, maar geen voorwerpen van grote waarde. In Sumerische en Akkadische teksten worden de Gutaeërs als volgt beschreven: "er is geen klassenverschil bij ze, ze zijn allen gelijk. Ze worden niet beschouwd als deelgenoten van ons rijk. De mensen kennen geen eigen gebruiken. Ze hebben een menselijk instinct, maar de intelligentie van een hond en overeenkomsten met aapachtigen". In de eerste periode is het onbekend of ze geleid werden door een centraal gezag, of dat het allemaal onafhankelijke hordes waren. Gaandeweg namen ze wel meer gebruiken over van de Sumeriërs en gaven ze hun kinderen Sumerische en Akkadische namen. Waarschijnlijk hebben de Gutaeërs niet voortdurend in geheel Sumerië geheerst, maar waren er nog variërend stadstaten met eigen koningen elders in Mesopotamië. Het Gutium-rijk bereikte haar hoogtepunt toen aan het einde van het derde millennium v.C. het grote Akkadische rijk in Mesopotamië werd veroverd. Vele koningen hebben elkaar opgevolgd, allen regeerden steeds maar voor een korte periode. Uiteindelijk werden zij verslagen door Utuhegal, koning van Uruk, die een nieuw rijk stichtte. Hun laatste koning Tiriga kon aanvankelijk vluchten maar werd achterhaald en teruggebracht naar Utuhegal, nadien is van hem niets meer vernomen.