De hangende tuinen van Babylon
Door Nebukadnezar gebouwdvoor zijn vrouw
Ga naar het hoofdmenu
Ga naar de lijst van de 7 wereldwonderen
Landschapstuinen gebouwd binnen de muren van het koninklijk paleis van Babylon (Irak) tussen de 8e en 6e eeuw v.C.
Ze zouden gelegen moeten hebben aan de oostelijke oever van de Eufraat,ca. 50 kilometer ten zuiden van Bagdad. Pas in de twintigste eeuw werden enkele geheimen onthuld, men worstelt nog steeds met bewijzen over de precieze locatie van de tuinen. Recentere archeologische onderzoeken in Bagdad hebben de fundamenten van het paleis blootgelegd en andere opgravingen hebben (naar wordt verondersteld) de terrasachtige tuinen met irrigatiesystemen ontdekt, men heeft met succes getracht de tuinen te reconstrueren. Echter, de Griekse historicus Straboon stelt met zekerheid dat de tuinen gelegen zijn aan de oever van de Eufraat, wat ook wel zo moeten aangezien de gevonden locatie honderden meters ervan verwijderd ligt, wat een irrigatie op dergelijke wijze heel erg onwaarschijnlijk maakt. Men heeft toen het gehele gebied tussen de Eufraat en het paleis onderzocht en men heeft overblijfselen van stenen muren gevonden van 25 meter dik vlakbij de rivier, waardoor nu dus wordt verondersteld dat de tuinen liepen vanaf de rivier tot aan het paleis.
De toegang liep schuin aan, zoals een heuvel. Het was een serie van terrassen, laag op laag aaneengeschakeld barstens vol exotische bomen, planten en bloemen, geïrrigeerd d.m.v. een complex systeem van waterpompen met water uit de Eufraat, die je nergens kon ontdekken. Het geheel van tuinen zou zijn gebouwd boven op een groot aantal kolommen, dus van de grond af, dit zou met vele lagen het geval kunnen zijn geweest. De planten hingen over de randen en de wortels kwamen door het gebouw heen naar beneden, door de irrigatie was het gras altijd groen. De bovenste lagen konden met trappen worden bereikt, aldus Straboon en Philo(on) van Alexandrië.
Er bestaat een mogelijkheid dat deze tuinen helemaal nooit hebben bestaan, maar door fantasierijke en waarschijnlijk vooraanstaande historici/geleerden aanvankelijk vermeld en verder door Griekse historici en/of dichters/schrijvers als waarheid aangenomen en (met wat eigen fantasie) beschreven. Het Babylonische koninkrijk kwam tot grote bloei onder de beroemde koning Hammurabi (1792 - 1750 v.C.). Pas tijdens de regeerperiode van Nabopolassar (625 - 605 v.C.) wat de neo-Babylonische dynastie wordt genoemd, bereikte de Mesopotaamse beschaving zijn ultieme grootsheid. De zoon van Nabopolassar, Nebukadnezar II (604 - 562 v.C.) wordt genoemd als de opdrachtgever tot de bouw van de tuinen. Men zegt dat hij dat zou hebben gedaan voor zijn vrouw Amytis die een voorliefde had voor bergachtige landschappen, vanwege het feit dat ze daar vandaan kwam. Vreemd genoeg is het feit dat de Griekse historici, waaronder vooral Berossus en Diodorus Siculus (Diodoros) zéér uitgebreide beschrijvingen optekenden, terwijl in de Babylonische geschriften zelf er met geen woord over wordt gerept, terwijl er wel heldere beschrijvingen zijn gevonden over het paleis van Nebukadnezar en de stad Babylon en haar muren. Ruim 250 jaar lang moeten de tuinen daar hebben gestaan en zijn onderhouden door vele generaties, maar ook in latere geschriften uit Babylonië vindt men er geen spoor van terug. Uit de beschrijvingen kan men ongeveer bepalen hoe groot de tuinen waren en weet men dat de funderingen evenredig groot moeten zijn geweest, maar echte sporen van dergelijke funderingen heeft men nog niet gevonden. Bovenstaande tegenstrijdigheden worden door cynici tegenwoordig aangegrepen om te beweren dat de tuinen in het geheel niet hebben bestaan, deze beweren dat het zou moeten gaan om andere tuinen in de regio; veel leiders destijds hadden nl. een voorliefde voor botanische kunst en legden soortgelijke tuinen aan, hoewel iets minder groot dan de hangende tuinen van Babylon. In 1899 vond Robert Koldewey, een Duitse archeoloog, op de locatie van het oude Babylon resten waarvan hij dacht dat dat de resten waren van de hangende tuinen. Hij vond funderingen en kamers, met gaten in het midden. Verder vond hij een steensoort waarvan bekend was dat deze alleen zijn gebruikt bij de muren van de noordelijke citadel (deel van een vesting) en de hangende tuinen van Babylon. Omdat de citadel reeds gevonden was, dacht hij met zekerheid te kunnen stellen dat dit de resten waren van de vermaarde tuinen, doch de afstand van deze resten tot de rivier was zó groot dat het onmogelijk moet zijn geweest om al het water dat nodig was voor dit bouwwerk over een dergelijke afstand te transporteren middels kanalen en wordt deze lokatie dus door velen als onwaarschijnlijk aangenomen. Laatste archeologische vondsten hebben tussen de rivier en het oude paleis brede funderingen blootgelegd, welke de basis zouden kunnen zijn geweest van de hangende tuinen, zoals Herodotos reeds vermeldde, lagen ze aan de oever van de Eufraat.