Gedetailleerde informatie (ku)

Kubaba

Koningin Kubaba (Sumerisch: Kug-Bau) is de enige koningin op de Sumerische koningslijst, hierin staat ze regeerde gedurende ongeveer 100 jaar in de vroege 3e dynastie (ca. 2500-2330 VC) van de Sumerische geschiedenis. Ze is een van de weinige vrouwen in de Iraakse geschiedenis ooit te hebben geregeerd. De meeste versies van de koningslijst plaatsen haar alleen in haar eigen dynastie, de 3e dynastie van Kish, na de nederlaag van Sharrumiter van Mari, maar andere versies combineren haar met de 4e dynastie, die het primaat van de koning van Akšak (Akshak) volgde. Voordat ze vorst werd was ze een rivierharing (Alosa pseudoharengus, ook wel Amerikaanse haring), aldus de Sumerische koningslijst.
De Weidner Kroniek dateert de graftombe van Marduk naar een vroege periode van vóór Kubaba, het bevat een overzicht van de opkomst van "het huis van Kubaba" dat plaatsvond in de regeerperiode van Puzur-Nirah van Akshak:
"In de regeerperiode van Puzur-Nirah, koning van Akšak, kwamen de zoetwatervissers van Esagila om vis te vangen voor de maaltijd van de grote heer Marduk, de officieren van de koning namen de vis van hen af. Kubaba gaf brood en water aan de vissers. Marduk, God en Prins van Apsû, begunstigde haar hiervoor en zei: "Laat het zo zijn!" en vertrouwde de soevereiniteit over de hele wereld aan Kubaba, de herbergierster, toe.
Haar zoon Puzur-Suen en kleinzoon Ur-Zababa volgden haar op als de vierde dynastie van Kish op de koningslijst, in sommige versies als haar directe opvolgers, in andere versies met ingrijpen van de Akšak-dynastie. Van Ur-Zababa wordt gedacht dat hij regeerde in Sumerië tijdens de jeugd van Sargon de Grote van Akkad, die kort daarna een groot deel van het Nabije Oosten onder zijn regime bracht.
Godin Kubaba: vele heiligdommen ter ere van Kubaba lagen verspreid over Mesopotamië. In het Hoerritische gebied kan ze worden geïdentificeerd met Kebat, of Hepat, een titel van de Hoerritische moedergodin Hannahannah (van het Hoerritische hannah, "moeder"). Kubaba werd de bescherm-godin van de oude stad Karchemish in de late Hoerritische tot vroege Hettitische periode. Divers houtsnijwerk, nu ten toon gesteld in het Museum van Anatolische beschavingen (Anadolu Medeniyetleri Müzesi) in Ankara, beelden haar zittend uit, een cilindrische hoofdtooi dragende met waarschijnlijk een timpaan (handtrommel) of eventueel een spiegel in één hand en een klaprooszaadbol (of misschien granaatappel) in de andere. Ze speelt een rol in Luwische teksten en een kleine rol in de Hettitische teksten, voornamelijk in de Hoerritische rituelen.
Volgens sommige geleerden werd haar cultus later verspreid en haar naam aangepast als zijnde de belangrijkste godin van de Hettitische opvolgende koninkrijken in Anatolië, later ontwikkelde dit volgens hen tot de "Frygische Matar" (moeder) of "Matar Kubileya", een sibille wiens beeld door inscripties in rotsen wordt weergegeven. Haar Lydische naam was Kuvav of Kufav welke door de Ionische Grieken in eerste instantie werd herschreven naar Kybêbê (niet Kybele). We zien haar ook terugkomen onder de naam "Kybêbos" en even later werd zij verder gehelleniseerd door Hipponax als "Kybêbê", "dochter van Zeus". De Frygische godin heeft echter weinig gelijkenis met Kubaba, die een soevereine godheid op Sardis was, bij de Grieken bekend als Kybebe.
 

Voetnoten: