Twinkle, twinkle, little star,
How I wonder what you are!
Up above the world so high,
Like a diamond in the sky!
When the blazing sun is gone,
When he nothing shines upon,
Then you show your little light,
Twinkle, twinkle, all the night.
…meer
📝 Post updated: 2023-09-28 13:46:06
Land of hope and glory
Dear Land of Hope, thy hope is crowned,
God make thee mightier yet!
On Sov’ran brows, beloved, renowned,
Once more thy crown is set.
Thine equal laws, by Freedom gained,
Have ruled thee well and long;
By Freedom gained, by Truth maintained,
Thine Empire shall be strong.
…meer
Jonge sla
Alles kan ik verdragen
het verdorren van de bonen,
stervende bloemen, het hoekje
aardappelen kan ik met droge ogen
zien rooien, daar ben ik
werkelijk hard in.
Maar jonge sla in september
net geplant, slap nog
In vochtige bedjes, nee.
📝 Post updated: 2023-10-01 09:30:50
Marc groet 's morgens de Dingen
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem
ploem ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood op de tafel
dag visserke-vis met de pet
pet en pijp
van het visserke-vis
goeiendag
Daa-ag vis
dag lieve vis
dag klein visselijn mijn
Iemand stelt de vraag
1
Het was een geweldig feest
er stierven drie mensen
een van ouderdom
een door alcohol
een omdat hij vocht met de slang
…meer
📝 Post updated: 2023-09-28 12:53:50
Olle Groeverts Glonder
Prilsaam glist de oude glonder
door de groene gargelgloft
met aan ’t schoer de Olle Groevert,
stram als een schaluinen kroft.
’t Lijkt wie aan de wal z’n eek spriet
als schoof ’n kroet vol oes voorbij
maar al wie Groeverts moeve poon ziet
die schiet ’n schombel in ’t lamij
Ghequetst ben ic van binnen,
Doorwondt mijn hert so seer,
Van uwer ganscher minnen
Ghequetst so lanc so meer.
Waer ic mi wend, waer ic mi keer,
Ic en can gherusten dach noch nachte;
Waer ic mi wend, waer ic mi keer,
Ghi sijt alleen in mijn ghedachte.
Egidiuslied
Egidius waer bestu bleven
Mi lanct na di gheselle mijn
Du coors die doot du liets mi tleven
Dat was gheselscap goet ende fijn
Het sceen teen moeste ghestorven sijn
Nu bestu in den troon verheven
Claerre dan der zonnen scijn
Alle vruecht es di ghegheven
…meer
Liefde
Ze liggen op elkaar, schurft op eczeem
Je hoort de schilfers knappen, roos stuift op
Hun schedels glimmen als een diadeem
Ze liefkoost teder zijn gezwollen krop
Zijn pink verdwijnt in een abces van bloed
Zij kronkelt, uit haar mond springt slijm. Een blaas
ontploft, zijn krop wordt blauwer, hij vat moed
Hij rolt haar op haar rug: hij is de baas
Dan gaan zijn sleetse lendenen tekeer
Het is een machtig knarsen, het gesop
van kwijl in etter kent geen einde meer
Zij kotst: Gods wonder in een notedop
Vraag, Antwoord en Lied
Dit reeksje behoort tot Poots allervroegste poëzie.
Het verhaal staat in Herodotus Historiën i, 85 (vertaling 1665 door O. Dapper).
Blijkens enkele details heeft Poot ook andere fragmenten uit deze bron gelezen.
Later zal hij vertellen in dit kader ook Plutarchus (naar het Frans vertaald door A. van Zuylen van Nyevelt, 1603 en herdrukt 1644) bestudeerd te hebben.
Voor dit verhaal zou hij die niet nodig gehad hebben, maar wel diens ‘Leven van Solon’ voor de precieze bewoording van de anekdote in het Tweede Lied waarin gezinspeeld wordt op de wijsgeer Solon die tegen Croesus had gezegd dat men niemand gelukkig moet prijzen voor zijn dood.
Het is overigens niet uitgesloten dat Poot dit bekende verhaal in een andere bron gevonden heeft.
…meer
Grafschrift voor H.C. Poot
Hier ligt Poot
Hij is dood.
Dien avond en die rooze
'k Heb menig menig uur bij u
gesleten en genoten,
en nooit en heeft een uur met u
me een enklen stond verdroten.
'k Heb menig menig blom voor u
gelezen en geschonken,
en, lijk een bie, met u, met u,
er honing uit gedronken;
…meer
📝 Post updated: 2023-09-28 08:44:48
Nachtgebied
Gegroet. - Waarom kwam ik terug?
Ik was al halverwege de brug
Van de fluistermuur over de sluimerrivier,
Een duwde mij al in de rug.
…meer
📝 Post updated: 2023-09-28 08:17:33
Aan het werk
Ik kijk mijn zoon.
Hij slaapt, ik schrik
en zie: daar ligt mijn vader.
Ik vraag hen wie ik wezen wil
en of ik die al nader.
Zij zwijgen dat ik verder moet.
Ik kus zijn halsslagader:
Barbara, klopt zij, Barbara.
(zijn mond geurt nog naar tandpasta)
Aan het werk dus, aan het werk!
De slagen der stomheid
zien te verslaan
door kakelend op
mijn handen te staan.
Laura
Zo, gelijk in de lent’
vaak, in ‘t schoonste der lent’,
ons de jeugdige morgen
met een’ vriendlijken lagch begroet;
en het zagte gelaat
der ontloken natuur
den verrezenen landman
een’ bekoorlijken dag voorspelt
…meer
Hoe zo somber, mijn geest? zo melancholisch-zwart
mijn verbeelding?… Wat zie ‘k! mijner verstorvenen
schimmen; beelden van vorig,
onherroeplijk vervlogen heil!
Welkom allen, o gij schaedwen! die eenmaal nog
mijnen geest het geluk voriger dagen toont:
welkom boven die allen,
schim der dierbaarste moeder mij!
…meer
Ach! treurig is des menschen noodlot;
de mensch, het edelste der schepping!
hy wordt geboren, en met tranen
begroet hij ‘t eerste daglicht reeds.
In weerloze onmacht gaan zij henen,
de dagen zijner eerste kindschheid:
beroofd van zijner moeder liefde
of vreemde hulpe, welkt hij weg.
…meer
Gij, die van ’t goud alëen uwen glans ontleent;
wiens ganse waarde ’t blinkende slijk bevat;
die in een trotsch paleis uw dagen
dartlend in zwijmenden wellust doorbrengt !
Dat vrij uw leven lagchend daarhenen glij’;
dat al uw paden blinkende vreugde zijn;
dat vrij een stoet van lage vleiërs
u tot een godheid der aarde verheffe.
…meer
Ha ! mijne tong, dat bitter uwe rede zij:
laat uwe woorden wezen, als der dolken spits.
Mijne ziele gloeit van heten toorn. Zij bidden nog,
dat God hunne ongerechtigheên begunstige.
…meer
Trotsch was nimmer mijn hart: ‘k smaadde mijn broeder nooit.
Schoon hem ’t grillige lot kaarger dan mij beschonk,
schoon, nog minder dan ik schittrend, hij ’t toneel
dezer waereld betreden moest.
Maar niet laag ook dit hart: ’t buigt voor geen sterfling zich,
schoon hem ’t grillige lot ook miljoenen schonk.
Schoon hij groot in gezag, machtig in heerlijkheid,
schoon hij erve enes konings zij.
…meer
De Duinen van Vl(issingen)
O Duinen mijner Moederstad! hoe dikwijls waard gij getuigen
van de verrukkingen die ik genoot op een uwer hoogtens.
Van daar zag ik! – wen geen woedende stormen de zee beroerden, en de natuur deden sidderen,
De zon met stille Majesteid beneden heure kimmen dalen!
Daar aan de eene zijde de golven op de blanke Stranden speelden,
heerschte aan de andre, in ‘t Landschap een statige Stilte.
De vogelen hoorde ik van verre hun avondlied zingen;
Terwijl de koeijen zig voeden tegen den nadrenden nacht!
De opkomende maan schoot een zilveren straal op het stille water.
Ik gevoelde mijn Schepper en storte dankbare traanen!
Langzaam keerde ik, onder het nadren der duisternis, naar de woelende Stad te rug. -
Bij elken voetstap zag ik nog eens met verlangen na mijn verlatene plaats om!
Ik dankte God dat hij mij gevoelig geschapen had; En ik was blijde!