Ha ! mijne tong, dat bitter uwe rede zij: laat...

Ha ! mijne tong, dat bitter uwe rede zij:
laat uwe woorden wezen, als der dolken spits.
Mijne ziele gloeit van heten toorn. Zij bidden nog,
dat God hunne ongerechtigheên begunstige.

Nog rekt hij – de onbevatbre ! – zijn langmoedigheid:
maar eenmaal komt hij, met den donder zijnen macht
gerusted: dreigend treên zijn bliksems voor hem uit,
herouden der ontzetting. Wee ! o wee u dan !
gij, die verdrukkers zijn der onschuld; wee ! Waar zult
gij henen vlieden, als gij ’t ratelen verneemt
van zijn gespan ? Hoe zullen uw geweldigen
den grammen blik verduren van zijn oog ? want nu
reeds beven zij, die duizenden, vol angst te rug
voor den verbolgen blik van ’t zich verheffend volk.

Hoe zullen zij te moede zijn, die dapperen ?
Waar vluchten zij, die onverschrokken helden, dan ?
O ! laat hen vrij nog oproer schreeuwen: laat hen vrij
zig nog verheugen in den avond hunner macht.

Zie ! reeds omhult hen schriklijk donkre nacht der wraak:
na dien gaat heldre morgen over ’t menschdom op;
en menschen-recht wordt weêr een heilig woord, waarvoor
tirannen siddren. Vrede woont dan weêr op aard,
en ’t englendom verblijdt zig om der menschen heil.

Opmerkingen

  1. Markdown is toegestaan. Toegestane HTML-Tags: <strong>, <em>, <blockquote>, <code>, <pre>, <a>.