Pieter Corneliszoon Hooft

Geschreven door Erwin A.W. Maas

Wie was PC Hooft?

Naar menu

Geboren te Amsterdam op 16 maart 1581, overleden te Den Haag op 21 mei 1647. Zoon van de Amsterdamse burgemeester Cornelis Pieterszoon Hooft (1547-1626). Geschiedkundige, dichter en toneelschrijver. Grondlegger van een literaire cultuur in Nederland. Studeerde rechten in Leiden, renaissancist en humanist.

Werd op 17-jarige leeftijd door zijn vader op reis gestuurd naar Frankrijk en Italie met als doel de handel zich eigen te maken, maar Hooft begon zich daar steeds meer in literatuur te interesseren, waar hij zich een groot deel van de rest van zijn leven mee bezig heeft gehouden. Vanuit Florence schreef Hooft een brief naar huis, geheel op rijm en vol citaten van klassieke dichters.

Portret van Pieter Corneliszoon Hooft

Hoofts' liefdesleven ging niet over rozen, blijkens de inhoud van zijn vele liefdesgedichten lijkt hij wat onhandig met de dames en ongelukkig in de liefde. Eerst zijn het allen onbekenden: J.(uffrou) A. B. (wellicht Anna Boom?, of de Griekse Deido die de liefde van Aeneas was?) zijn Dido, Signora L. W. (Julietta), Juffrou P. L. (Phillys), Juffrou C. B. (Galathea), Signora M. V. S. (Chariclea) en Juffrou W. B. (Diana). Zijn eerste grote liefde (1603) was Ida Quekels, een Amsterdamse voor wie hij de "Granida (DBNL)" schreef, in 1604 al kwam het echter tot een breuk tussen hen beiden en in 1605 trouwde Ida met Hoofts' neef Willem, naar aanleiding waarvan Pieter zijn "Bruiloftsang" schrijft. In de loop van 1604 werd Hooft verliefd op Brechje Spiegel, maar 15 januari 1605 kwam aan deze liefde een einde door een geslaagde tweede zelfmoordpoging van deze zelfde Brechje. Wat tussen de liefde van Pieter en Brechje kwam is onbekend, hierover zijn allerlei gissingen natuurlijk, zoals een ziekte van Brechje, verschil in geloof of maatschappelijke klasse, afkeur van de ouders, noem het maar op: niets is zeker, wat wél zeker is is dat de ouders van Brechje een grote afkeur hadden. Na Brechje papte hij aan met Brechjes' zuster Anna (wederom waren de ouders Spiegel het liefdespaar niet gunstig gezind) voor wie hij van 1605 tot 1607 gedichten schreef, echter zijn herinneringen en gevoelens bleven uitgaan naar zijn vroegere liefdes Ida en Brechje en we zien dan ook nog steeds gedichten verschijnen voor D.I.A. (waarvan we weten dat dat Ida Quekels is), ergens in 1607 moet de relatie met Anna tot een einde gekomen zijn, in 't begin van 1608 worden een aantal hoffelijke verzen aan Anna Roemers gewijd (voel je 'm al aankomen?). Dan nog een onbekende: J(uffrou) A.C. en in 1609 eerst weer de D.I.A. van 't vorige jaar (tussen 1605 en 1608 bestond er een platonische liefdesverhouding tussen de getrouwde Ida en Pieter, die uiteindelijk ten einde kwam doordat Pieter zich nogal schuldig hierover voelde) en eindelijk in december de jeugdige, lieftallige en muzikaal rijk begaafde Christina van Erp om uit de impasse te komen waarin hij zich bevond na de 'catastrofe' die een eind maakte aan het clandestiene geluk tussen hem en Ida Quekels, en waarna hij het zich tot plicht gerekend moet hebben zich helemaal van Ida los te maken. Christina met wie Hooft trouwt in 1610 (voor wie hij bijvoorbeeld het sonnet "Geswinde grijsaert" schreef), overleed in 1624 nadat 5 van hun kinderen eerder al overleden waren. Na Christina's overlijden duurt het niet lang of de stroom minnedichten golft weer aan. In september 1925 begint Hooft liefdesverzen te richten tot de mooie Suzanna van Baerle maar een jaar later wordt Constantijn Huygens zijn medeminnaar en trouwt met Suzanna in april 1627. Weinige maanden daarna ontbrandt Hooft in liefde voor Heleonora (Leonora) Hellemans. Een tiental gedichten heeft op die nieuwe liefde betrekking en in december van datzelfde jaar 1927 wordt het huwelijk voltrokken. Dan is het met de erotische poëzie van Hooft gedaan. Voorafgaand aan dit huwelijk werd Hooft nogal eens door Leonora in verwarring gebracht inzake haar gevoelens voor hem, hijzelf was van nature blijkbaar tamelijk onzeker waar het de liefde betreft en omdat men Leonora had ingefluisterd dat Hoofts' vrienden niet allemaal in goede aarde vielen bij de gevestigde orde, voelde Hooft soms wat twijfel bij haar, getuige bijvoorbeeld het gedicht: "Op een afzeggen".

Hooft was lid (en leider) van de Amsterdamse rederijkerkamer de eglentier die als zinspreuk "In Liefde bloeyende" had. Het was een debatclub van dichters. Samen dachten ze na over spellingregels en droegen zo bij aan de ontwikkeling van het Nederlands. Daarnaast droeg Hooft liefdesgedichten voor bij onder meer huwelijksfeesten.

Hij was drost en kastelein van Muiden, baljuw van Naarden en Gooiland en hoofdbaljuw en dijkgraaf van Weesp, Weesperkarspel, en Hoog-Bijlmer. Hij woonde gedurende 40 jaar in het Muiderslot, bij het huidige Muiden Vesting. Zijn vrouw Leonora zorgde er mede voor dat het Muiderslot een plek werd waar kunstenaars en geleerden bijelkaar kwamen: bijzondere mensen werden uitgenodigd en de Muiderkring was een feit geworden. Deze Muiderkring (een naam die pas eeuwen later bedacht werd), omvatte geen regelmatige bijeenkomsten van vaste bezoekers maar een serie willekeurig elkaar opvolgende bijeenkomsten van verschillende personen uit de wetenschap en de literatuur. Nadat aan het einde van de zomer een feest werd gehouden namen ze afscheid van elkaar met de woorden "tot in de pruimentijd", waarmee de zomer van het jaar daarop bedoeld werd. Enkele personen die aan deze bijeenkomsten meededen waren: Huygens, Sweelinck, Barlaeus, Anna, Maria en Roemer Visscher, Vossius en Reael.

Politiek gezien gebruikte Hooft zijn toneelstukken om zijn opvattingen te uiten, deze waren echter gematigd, hij had een humanistische levensbeschouwing en was niet gelovig. Hooft koos dan ook geen partij bij het uitbreken van de Nederlandse opstand (de opstand van de Nederlandse gewesten tegen hun landsheer, de Spaans-Habsburgse koning filips II), ook wel bekend als de 80-jarige oorlog. Als politicus stelde hij zich vrij gereserveerd op.

Het literaire werk van Hooft is moeilijk leesbaar; veel aan het Latijn ontleende zinsconstructies, archaismen en neologismen. Door de vele "vertalingen" later is het gelukkig een stuk leesbaarder geworden. Als renaissance-schrijver had hij een grote bewondering voor de schrijvers uit de Klassieke Oudheid. Als humanist stelde hij onafhankelijkheid boven alles. Op vrij jonge leeftijd schreef hij "Achilles en Polyxena (DBNL)", in 1605 "Granida (DBNL)", een herdersspel, welke laatste hij geschreven heeft voor Ida Quekels. Zijn bekendste werken zijn de treurspelen "Geeraerdt van Velsen (DBNL)" uit 1613 en "Baeto (DBNL)" uit 1617. Samen met Samuel Coster schreef hij de "Warenar (DBNL)", een blijspel. Van zijn hand zien we ook veel liefdespoëzie verschijnen (Hooft was regelmatig verliefd, met wisselend succes overigens) zie bijvoorbeeld het luchtige "Sang", maar vooral in zijn sonnetten waarvan het bekendste werk de "Emblemata amatoria (DBNL)" uit 1611 (liefdesemblemen) is. In 1628 begon hij de "Nederlandsche historiën (DBNL)", een groot werk over de vaderlandse geschiedenis dat vooral de 80-jarige oorlog beschreef die destijds nog de Vaderlandse oorlog genoemd werd, waaraan hij verder tot zijn dood werkte. Vlak nadat Pieter het "Grafschrift" geschreven had voor koning Frederik Hendrik (welke stierf op 14 maart 1647), stierf Hooft de 21-ste mei van hetzelfde jaar, het grafschrift is waarschijnlijk het laatste dat we van zijn hand kennen. Verder kennen we nog een zeer groot aantal brieven van Hooft.

Opmerkingen

  1. Markdown is toegestaan. Toegestane HTML-Tags: <strong>, <em>, <blockquote>, <code>, <pre>, <a>.