Anthony van der Woordt

Hoe zo somber, mijn geest?, 1791
Text and poetry collection of images from search
 

Hoe zo somber, mijn geest? zo melancholisch-zwart
mijn verbeelding?… Wat zie ‘k! mijner verstorvenen
schimmen; beelden van vorig,
onherroeplijk vervlogen heil!

Welkom allen, o gij schaedwen! die eenmaal nog
mijnen geest het geluk voriger dagen toont:
welkom boven die allen,
schim der dierbaarste moeder mij!

Not an advertisement, but looks like it

Dierbaar!… dierbaar, o ja! dierbarer dan een dronk
den versmagtenden is: ‘t eenigste waart gij mij,
wat op aarde mij waard, ja!
wat op aarde mij heilig was.!

In mijn kindschheid, waneer nog de gedachte van
eindeloosheid mijn’ geest vreemd en ondenkbaar was,
lag ‘k, als voor eene godheid,
eerbiedvol voor u neêrgeknield.!

En in verderen tijd waart gij mij, wat nog nooit
dien, die ‘t edelste lieft, zijne geliefde was:
en, dit alles, dit alles!
wierd voor eeuwig mij weggeroofd.!

O! zo immer gebed vurig gebeden wierd,
was ‘t het mijne om ‘t behoud dezes onschatbren pands
en tog hebt ge, ondoorgrondbre!
niet mijn gloeiend gebed verhoord.!

Van mijn gonzende borst, uit mijn’ bestorven arm
scheurde weg haar de dood: woedend vervloekte ik toen
‘s eeuwgen wil, en onmachtig
zonk ik bij de geliefde neêr.!

Mat verrees ik’, en, ach! vond gene moeder meer:
eeuwig was ‘t mij ontrukt, wat mij op aarde aleen
dierbaar was; en ik doolde
treurig, eenzaam, verlaten om.!

Vriendlijk was haar gelaat; ernstig haar geest en vrij
van vooroordeel; haar hart edel, en vol gevoel:
hemelsch was zij, mijn moeder;
daarom ging ze van de aarde weg.!

Wee hem, die ze gekend heeft, en niet eerbied was!
als een worm, onbemerkt, word’ hij in ‘t stof vertreên:
vloek, verdubbelde vloek hem,
die haar kennen en haten kon!!

Eeuwig zij ze geliefd, die me bij ‘t harte droeg;
die met smarte mij eens op deze waereld bragt;
aan haar liefdrijke borst mij,
zelve, moederlijk heeft gezoogd.!

Zelve gezoogd!… ja, bij God! anders veragtte ik haar:
die ten halve bemint, eische geen wedermin.
Vloek het wijf, dat haar’ zuigling
aan een offer der ontugt geeft!!

O gij, welke zo gansch-moederlijk mij lief hadt!
(onuitdrukbaar van mij daarom ook weêrgeliefd)
heilig, heilig, o dierbre!
zal uw schim mijnen geest steeds zijn.

 

Voetnoten: