Anthony van der Woordt

Gij, die van ’t goud alëen uwen glans ontleent, 1788
Text and poetry collection of images from search
 

Gij, die van ’t goud alëen uwen glans ontleent;
wiens ganse waarde ’t blinkende slijk bevat;
die in een trotsch paleis uw dagen
dartlend in zwijmenden wellust doorbrengt !

Dat vrij uw leven lagchend daarhenen glij’;
dat al uw paden blinkende vreugde zijn;
dat vrij een stoet van lage vleiërs
u tot een godheid der aarde verheffe.

Not an advertisement, but looks like it

Hoe ook uw lot zij, ‘k wil uwe grootheid niet;
de onsterfelijkheid zal nooit u ten dele zijn:
met u verdwijnt ook uw gedagtnis,
als eens het donker verblijf des doods roept.

U zingt geen hartvriend treurige liederen:
o ! met uw stof vermengd hij zijn tranen niet:
en nimmer wenen droeve magen
d’eenzamen nacht op uw aklig graf door.
Ha ! dat voor mij geen blijdschap op aarde zij:
dat mijne gangen immer door distels zijn;
zo slegts, wen nacht des doods mijn oog dekt,
niet de gedagtnis mijns naams voorbij ga.

Neen, mijner vrienden sombere treurigheid
zal mijner schim nog eens ten genoegen zijn:
o ! op mijn graf zal droefheid wonen:
liederen zullen mijn’ naam bewaren.

 

Voetnoten: